Frozen shoulder en verwachtingsmanagement het psychosociale perspectief - Fysiolinks

Frozen shoulder is niet alleen een orthopedisch probleem. Patiënten ervaren veel onzekerheid, frustratie en angst. Verwachtingsmanagement en educatie blijken een belangrijke rol te spelen in het herstelproces. Prof. Jeremy Lewis benadrukt dat verkeerde informatie en onrealistische verwachtingen herstel kunnen vertragen.

Casus: Eva, 49 jaar, docent

Eva vertelt dat ze vanwege de onzekerheid over wat ze moet doen, haar werktempo heeft verlaagd en sociale activiteiten laat schieten. Ze voelt zich niet alleen lichamelijk beperkt, maar ervaart ook schuldgevoel over haar afgenomen beschikbaarheid voor haar studenten en gezin. In gesprekken met collega’s krijgt ze te horen dat haar klachten ‘tussen de oren zitten’, wat haar het gevoel geeft niet serieus genomen te worden. Dit versterkt haar angst en leidt tot een vicieuze cirkel van terughoudendheid en verwachtingen dat zij er alsnog zelf verantwoordelijk voor moet zijn dat het herstelt. Gezondheid heeft bij Eva altijd een praktische waarde gehad: zij wil niet uitstralen afhankelijk of ‘zwak’ te zijn. Hierdoor wil ze de verzorgende rol thuis behouden, maar voelt ze zich daar steeds minder toe in staat. Deze psychosociale factoren, onzekerheid, stigma en persoonlijke waarden, beïnvloeden haar pijnbeleving en belemmeren haar motivatie om consistent te oefenen, ondanks haar bereidheid om te herstellen.

Klinisch redeneren en onderbouwing

Lewis stelt dat educatie bij frozen shoulder essentieel is: het gemiddeld herstel duurt 30 maanden, en slechts 40-50% van de mensen is na 7 jaar klachtenvrij. De aandoening heeft vaak geen voorspelbaar beloop. Uitleg over het natuurlijke verloop, behandelopties per fase, en risico’s van snelle interventies (zoals Trigenics) helpen bij het vormen van realistische verwachtingen.

Subjectieve klachten zoals pijnperceptie, bewegingsangst en frustratie kunnen objectief meetbaar zijn via PROMs zoals GROC en PASS. Door deze te combineren met objectieve ROM- en krachtmetingen ontstaat een compleet beeld van het herstelproces.

Behandelplan

  • Week 1: Intakegesprek met uitgebreide uitleg over het natuurlijke verloop (3 fasen, gemiddeld 30 maanden)
  • Week 2-4: Implementatie van cognitieve gedragsinterventies (CBT light), dagelijks logboek voor pijn, ROM en stemming
  • Week 5-8: Integratie van graded exposure oefeningen (functionele ADL-bewegingen)
  • Week 9+: Evaluatie via GROC, PROMIS Pain Interference, doelstelling op “subjectief acceptabele symptoomstatus”

Patiënten met frozen shoulder hebben baat bij transparante communicatie en gestructureerde uitleg. Verwachtingsmanagement is even belangrijk als fysieke behandeling en beïnvloedt direct het vertrouwen in het herstel.

Tijdens onderstaande gratis webinar zal prof. dr. Jeremy Lewis, internationaal erkend schouderspecialist en expert op het gebied van schouderpathologie, de laatste wetenschappelijke inzichten in de diagnose en behandeling van frozen shoulder bespreken.

Bron: Webinar “Frozen Shoulder – Prof. Dr. Jeremy Lewis”

De schoudercursus van prof. dr. Jeremy Lewis

Tijdens de tweedaagse cursus ‘The Shoulder: Theory & Practice’ voor Fysiolinks legt hij de nadruk op een biopsychosociale benadering van de schouderrevalidatie, een combinatie van evidence based oefeningen, pijnwetenschap, levensstijl, psychosociale factoren en educatie. Zijn belangrijkste klinische expertisegebieden zijn: subacromiale pijn (impingement) syndroom, rotator cuff peesproblemen, schouderpijnsyndromen en frozen shoulder.

Daarnaast biedt de cursus praktische trainingen, veel educatie over de anatomie en biomechanica van de schouder, over de invloed van houding en spieronbalans en zijn verband met schouderpathologie, evenals over hoe schouderaandoeningen kunnen worden gediagnosticeerd en behandeld. Meer weten over onze KNGF geaccrediteerde nascholing schoudercursus van Jeremy Lewis ».

Frozen shoulder of spierverkramping - Fysiolinks

De stijve fase van frozen shoulder wordt vaak benaderd met mobilisaties en rektherapie. Maar volgens prof. dr. Jeremy Lewis is het cruciaal om te differentiëren tussen capsulaire contractuur en spierverkramping. Deze onderscheiding bepaalt of mobilisatie effectief is of juist averechts werkt.

Casus: Peter, 56 jaar, accountant

Peter ervaart zijn stijve schouder niet alleen als fysiek beperkend, maar merkt ook dat hij sociaal terughoudender wordt. Hij rapporteert dat hij minder deelneemt aan wekelijkse wandelingen met zijn vrouw en vrienden vanwege de angst voor ongemak of instabiliteit. Daarnaast vertelt hij dat zijn werkgever suggereerde dat hij ‘gewoon moet blijven bewegen’, wat hem schuldgevoel bezorgt omdat hij zijn volle productiviteit niet weer kan halen.

Dit psychologische patroon van schuld en schijnbare passiviteit versterkt de spierverkramping door verhoogde spierspanning en stress. Dergelijke emotioneel‑cognitieve factoren kunnen de fysiologische spierspanning voeden, waardoor spierverkramping niet alleen een mechanisch fenomeen is, maar integraal verweven is met Peters psychosociale situatie.

Peter zegt dat hij ’s nachts vaak wakker ligt van de pijn, waardoor hij zich overdag futloos voelt. Hij merkt dat hij minder gemotiveerd is om wandelingen of hobby’s te plannen. Zijn partner vraagt zich af of hij nog plezier haalt uit zijn vrije tijd. Dit ervaart Peter als pijnlijk. Hij voelt zich hierdoor niet alleen fysiek beperkt, maar ook emotioneel uitgeput. Deze slaapverstoring en emotionele belasting dragen bij aan spierspanning en belemmeren herstel.

Klinisch redeneren en onderbouwing

Lewis laat in zijn webinar een casus zien waarbij een patiënt volledige passieve mobiliteit toont onder narcose, wat wijst op spierverkramping in plaats van capsulaire fibros. In dergelijke gevallen is heavy slow resistance training (HSRT) effectiever dan passieve rek of mobilisaties.

Een studie uit India toonde aan dat de combinatie van TENS, mobilisaties en krachtoefeningen leidde tot >50 punten verbetering op de Shoulder Pain and Disability Index (SPADI) binnen een maand. Deze bevinding ondersteunt het idee dat spierverkramping behandelbaar is met gerichte krachttraining.

Behandelplan

  • Week 1-2: Uitsluiten van structurele pathologie via echo/MRI. Inleiding in spieractivatie en ademhalingsoefeningen.
  • Week 3-6: Start met excentrische scapula- en cufftraining (3x/week, 3 sets van 8 reps, tempo 4-1-2)
  • Week 7-12: Progressieve loading (HSRT), gecombineerd met functionele ROM-oefeningen
  • Week 13+: Beoordeling via SPADI, GROC en actieve ROM.

Niet elke stijve schouder is het gevolg van capsulaire contractie. Door spierverkramping te herkennen en daarop in te spelen met krachtgerichte therapie, kunnen fysiotherapeuten effectievere behandelresultaten behalen.

Tijdens onderstaande gratis webinar zal prof. dr. Jeremy Lewis, internationaal erkend schouderspecialist en expert op het gebied van schouderpathologie, de laatste wetenschappelijke inzichten in de diagnose en behandeling van frozen shoulder bespreken.

Bron: Webinar “Frozen Shoulder – Prof. Dr. Jeremy Lewis”

De schoudercursus van prof. dr. Jeremy Lewis

Tijdens de tweedaagse cursus ‘The Shoulder: Theory & Practice’ voor Fysiolinks legt hij de nadruk op een biopsychosociale benadering van de schouderrevalidatie, een combinatie van evidence based oefeningen, pijnwetenschap, levensstijl, psychosociale factoren en educatie. Zijn belangrijkste klinische expertisegebieden zijn: subacromiale pijn (impingement) syndroom, rotator cuff peesproblemen, schouderpijnsyndromen en frozen shoulder.

Daarnaast biedt de cursus praktische trainingen, veel educatie over de anatomie en biomechanica van de schouder, over de invloed van houding en spieronbalans en zijn verband met schouderpathologie, evenals over hoe schouderaandoeningen kunnen worden gediagnosticeerd en behandeld. Meer weten over onze KNGF geaccrediteerde nascholing schoudercursus van Jeremy Lewis ».

Behandelstrategie bij een oudere patiënt met een degeneratieve rotator cuff scheur met prof. dr. Ann Cools - Fysiolinks

Rotator cuff scheuren komen vaak voor bij oudere patiënten en zijn niet zelden een onderdeel van het normale verouderingsproces. Maar hoe ga je hier als fysiotherapeut op klinisch verantwoorde wijze mee om? Prof. dr. Ann Cools pleit in haar webinar voor een functionele benadering met een gepersonaliseerd oefenprogramma.

Casus: Mevrouw De Vries (68 jaar)

Mevrouw De Vries is een actieve, alleenwonende vrouw die zich presenteert met pijn in haar rechterschouder sinds enkele maanden. De pijn is vooral aanwezig bij het boven het hoofd reiken, zoals bij het pakken van objecten uit keukenkastjes of het kammen van haar haar. Tijdens klinisch onderzoek worden een positieve Jobe test, beperkte actieve elevatie en nachtelijke pijn vastgesteld. MRI toont een degeneratieve supraspinatus ruptuur. Haar hulpvraag is functioneel: ze wil zonder pijn haar dagelijkse activiteiten uitvoeren.

Klinisch redeneren en onderbouwing

Het klinisch beleid is niet gericht op de scheur zelf, maar op de functiebehoefte van de patiënt. Volgens de literatuur en de aanbevelingen van prof. Cools moeten oefeningen niet per se de rotator cuff zelf activeren, maar veeleer de deltoideus stimuleren om de functie van de schouder over te nemen. Bench slides, wall slides en het Levi-programma zijn evidence-based interventies waarbij minimale activatie van de rotator cuff plaatsvindt (EMG-activiteit <15%), maar de deltoideus en scapulaire spieren progressief geactiveerd worden (tot wel 40% EMG-output) zonder structurele overbelasting.

Daarnaast moet rekening worden gehouden met de mate van irriteerbaarheid. Bij mevrouw De Vries is sprake van matige irriteerbaarheid: VAS 5/10, geen constante pijn, lichte nachtelijke klachten. Dit laat toe om het oefenprogramma progressief op te bouwen binnen haar belastbaarheid. Ook contextuele factoren zoals haar motivatie, zelfstandigheid en verwachtingspatroon zijn positief, wat voorspellend is voor succesvolle conservatieve behandeling.

Behandelplan

Het behandelplan is opgebouwd volgens het principe van geleidelijke progressie, afgestemd op de individuele belastbaarheid:

  • Week 1-4: Bilaterale bench slides op lage elevatie (tot 90 graden), 3x/dag, 3×10 reps. Evaluatie met GROC en PASS.
  • Week 5-8: Inbouwen van Levi-oefeningen met inclinatie (15-30 graden). Focus op scapulastabiliteit.
  • Week 9-12: Wall slides met weerstand en coördinatie-oefeningen boven schouderhoogte. Gebruik van subjectieve scores (DASH, GROC >4, PASS positief) en objectieve metingen (ROM, kracht via hand-held dynamometer).

Rotator cuff scheuren bij ouderen zijn klinisch beheersbaar met een doelgerichte, progressieve oefentherapie. De focus ligt niet op de anatomische laesie, maar op de functionele noden van de patiënt. Door rekening te houden met irriteerbaarheid, motivatie en realistische doelstellingen, kunnen fysiotherapeuten een grote impact hebben op kwaliteit van leven.

Prof. dr. Ann Cools onthult in onderstaande boeiende 20-minuten gratis webinar de effectieve behandeldoelen en bijbehorende oefeningen. Verrijk je kennis met waardevolle inzichten en behaal succes in elke behandeling.

De schoudercursussen van prof. dr. Ann Cools

Ann Cools is een Belgische fysiotherapeut en onderzoeker, die bekend staat om haar expertise in schouderrevalidatie en -behandeling. Ze heeft ook haar eigen schoudercursussen ontwikkeld, genaamd “Schouderklachten basis, advanced en level III”, waarin ze zich richt op het ontwikkelen van een dieper begrip van de anatomie en biomechanica van de schouder en het toepassen van wetenschappelijk onderbouwde revalidatieprincipes.

De tweedaagse ‘Schouderklachten basis’ worden behandelingsrichtlijnen beschreven voor de meest voorkomende (chronische) schouderaandoeningen zoals rotator cuff aandoeningen, traumatische en atraumatische instabiliteit, scapulaire dyskinesis en sportspecifieke schouderpijn. Andere onderwerpen die zoal aan bod komen zijn: Revalidatie bij anterieure instabiliteit (TUBS), multidirectionele (AMBRI), functionele overbelastingsstabiliteit, manuele mobilisatie en spierverlengende technieken bij subacrominaal conflict en GIRD en tot slot scapulothoracale revalidatie oefening (kracht en musculaire evenwicht). Meer weten over onze KNGF geaccrediteerde nascholing schoudercursus van Ann Cools ».

Frozen Shoulder effectieve behandeling in de pijnlijke fase met prof. dr. Jeremy Lewis - Fysiolinks

Frozen shoulder, of adhesieve capsulitis, is een complex en vaak frustrerend schouderprobleem waarbij pijn en bewegingsbeperking hand in hand gaan. De aandoening kent verschillende fases, met de pijnlijke fase als eerste en meest invaliderende. Volgens prof. dr. Jeremy Lewis is een gedifferentieerde aanpak per fase cruciaal, omdat elke fase een andere behandeling vereist.

Casus: Marijke, 59 jaar, verpleegkundige

Marijke meldt zich met hevige, constante pijn in haar rechterschouder. Actieve en passieve exorotatie zijn beide met meer dan 50% verminderd ten opzichte van de andere zijde. Ze heeft nachtelijke pijn en ervaart beperkingen bij ADL-taken zoals aankleden en haren kammen. De röntgenfoto toont geen afwijkingen. Diagnose: primaire frozen shoulder in de pijnlijke fase.

Klinisch redeneren en onderbouwing bij een frozen shoulder

De diagnose frozen shoulder wordt klinisch gesteld: leeftijd 59 jaar, symmetrische beperking van actieve en passieve beweging, vooral exorotatie, met normale beeldvorming. Marijke bevindt zich in de pijnlijke fase, waarin spieractiviteit en inflammatoire processen domineren boven capsulaire contractie.

Volgens een systematische review van Lewis (2021) is injectietherapie de meest effectieve interventie in deze fase. Een combinatie van een intra-articulaire glenohumerale injectie met corticosteroïden en een subacromiale injectie leidt tot significante pijnreductie en verbetering in hand-op-rug beweging.

Een belangrijk aandachtspunt binnen het klinisch redeneren is het herkennen van het verschil tussen primaire capsulitis en secundaire oorzaken van schouderstijfheid, zoals postoperatieve of posttraumatische adhesies. Bij Marijke is er geen voorgeschiedenis van trauma, operatie of systemische aandoeningen (zoals diabetes mellitus), wat de diagnose “idiopathische frozen shoulder” versterkt. Daarnaast wordt aanbevolen om bij twijfel de Shoulder Symptom Modification Procedure (SSMP) toe te passen: deze laat zien in hoeverre pijn en ROM verbeteren bij scapulaire correctie, humerale translatie of thoracale extensie. Een afwezig effect ondersteunt een intra-articulair proces, zoals adhesieve capsulitis, terwijl positieve responsen eerder wijzen op perifere spierinhibitie of scapulaire dyskinesie.

Behandelplan

  • Week 1: Informed consent voor injectie op basis van shared decision making.
    • Uitvoering onder echogeleiding:
      • Glenohumerale injectie (corticosteroïd + lidocaïne)
      • Subacromiale injectie voor ROM-winst
  • Week 2-4: Oefentherapie gericht op distraheren van de pijnbeleving (VR, metronoom, ademhaling, contralaterale training)
  • Week 5-6: Mobilisatie onder pijndrempel, thuisprogramma met dagelijks lichte ROM-oefeningen

In de pijnlijke fase van frozen shoulder ligt de focus op pijnreductie en het behouden van mobiliteit. Injectietherapie is hierbij, mits goed getimed en uitgevoerd, een waardevolle interventie. De fysiotherapeut moet het klinisch beeld nauwkeurig beoordelen en de behandeling afstemmen op de individuele belastbaarheid.

Tijdens onderstaande gratis webinar zal prof. dr. Jeremy Lewis, internationaal erkend schouderspecialist en expert op het gebied van schouderpathologie, de laatste wetenschappelijke inzichten in de diagnose en behandeling van frozen shoulder bespreken.

Bron: Webinar “Frozen Shoulder – Prof. Dr. Jeremy Lewis”

De schoudercursus van prof. dr. Jeremy Lewis

Tijdens de tweedaagse cursus ‘The Shoulder: Theory & Practice’ voor Fysiolinks legt hij de nadruk op een biopsychosociale benadering van de schouderrevalidatie, een combinatie van evidence based oefeningen, pijnwetenschap, levensstijl, psychosociale factoren en educatie. Zijn belangrijkste klinische expertisegebieden zijn: subacromiale pijn (impingement) syndroom, rotator cuff peesproblemen, schouderpijnsyndromen en frozen shoulder.

Daarnaast biedt de cursus praktische trainingen, veel educatie over de anatomie en biomechanica van de schouder, over de invloed van houding en spieronbalans en zijn verband met schouderpathologie, evenals over hoe schouderaandoeningen kunnen worden gediagnosticeerd en behandeld. Meer weten over onze KNGF geaccrediteerde nascholing schoudercursus van Jeremy Lewis ».

Motorisch leren en sportrevalidatie een nieuw perspectief op hardloopanalyse - Fysiolinks

Fysiotherapeuten spelen een cruciale rol in het begeleiden van sporters bij blessurepreventie en revalidatie. Traditionele benaderingen focussen vaak op geïsoleerde spierversterking en biomechanische correcties. Maar in zijn invloedrijke werk “Motorisch leren en het aansturen van bewegingen” stelt Frans Bosch een ander perspectief centraal: beweging is complex, contextafhankelijk en adaptief. Deze inzichten zijn fundamenteel voor het begrijpen van efficiënte sportrevalidatie, met name bij hardlopers.

In deze blog analyseren we Bosch’ visie, verbinden die met de praktijk van hardloopanalyse fysiotherapie en leggen we de brug naar de Fysiolinks cursus van Runeasi: Van hardloopanalyse tot functionele oefentherapie.

Kernpunten uit het artikel van Frans Bosch

1. Beweging is context-gedreven, niet repetitief

Bosch stelt dat motorisch leren niet gebaseerd is op eindeloze herhaling van exact dezelfde beweging. In plaats daarvan leert het lichaam door variatie en het continu aanpassen aan veranderingen in de omgeving en het lichaam zelf.

  • Toelichting: Tijdens hardlopen past het neuromusculaire systeem zich voortdurend aan aan bijvoorbeeld ondergrond, vermoeidheid en snelheid. Dit betekent dat training en revalidatie ook deze variabiliteit moeten omarmen.

2. Attractoren en fluctuatoren: het nieuwe bewegingsdenken

Bosch introduceert de termen ‘attractoren’ (stabiele componenten in een beweging) en ‘fluctuatoren’ (variabele componenten).

  • Toelichting: In plaats van te streven naar biomechanische perfectie, moet een fysiotherapeut zich richten op het versterken van de attractoren (zoals een stabiele romp of heupcontrole bij hardlopen), terwijl fluctuatoren variatie toelaten om adaptief vermogen te vergroten.

3. Spiersynergieën en reflexdominantie

Een andere kerncomponent van Bosch’ benadering is dat beweging vooral wordt aangestuurd via reflexmatige, automatische processen, in plaats van bewuste spiercontrole.

  • Toelichting: Bij sportrevalidatie betekent dit dat oefeningen niet gericht moeten zijn op het ‘aanspannen’ van een spier, maar op het creëren van contexten waarin die spier vanzelf, reflexmatig, actief wordt.

4. Rehabilitatie = motorisch leren

  • Toelichting: Bosch benadrukt dat elke fase van revalidatie een leersituatie is. Het doel is niet alleen fysiek herstel, maar ook het heropbouwen van efficiënte bewegingspatronen. Dit sluit naadloos aan bij het werken met cursus hardloopanalyse waarin een loopbeweging niet mechanisch wordt gecorrigeerd, maar via motorisch leren wordt herbouwd.

Praktische implicaties voor fysiotherapeuten

1. Hardloopanalyse fysiotherapie moet dynamisch zijn

Een effectieve hardloopanalyse kijkt niet alleen naar hoekmetingen of voetlanding, maar analyseert ook hoe een sporter reageert op variatie (bijv. snelheid, ondergrond, vermoeidheid).

  • Tools zoals Runeasi maken het mogelijk om bewegingsvariatie en spierbelasting live te meten en interpreteren – ideaal om attractoren en fluctuatoren te identificeren.

2. Oefentherapie = oefenen met variatie

In plaats van geïsoleerde krachtoefeningen, moeten oefenvormen worden gekozen die:

  • een functionele context hebben (bijv. dynamische balansoefeningen),

  • sensorische input bevatten (zoals instabiele ondergronden),

  • en sport-specifieke componenten integreren (zoals plyometrie voor hardlopers).

3. Interne versus externe focus

Bosch raadt af om patiënten voortdurend intern te laten focussen (“span je bilspier aan”). Externe focus (“spring zo hoog mogelijk”) leidt tot betere motorische controle.

Bronvermelding:
Bosch, F. (2013). Motorisch leren en het aansturen van bewegingen. Versie VT3, PDF-editie.

Welke nascholingscursussen kunnen jou als fysiotherapeut hierbij verder helpen?

Het werk van Frans Bosch biedt een paradigmaverschuiving in sportrevalidatie en motorisch leren. Geen rigide herhaling, maar variatie, context en reflexen vormen de kern. Door deze inzichten toe te passen, kunnen fysiotherapeuten hun aanpak bij hardloopanalyse, sportrevalidatie en oefentherapie fundamenteel verbeteren.

De cursus “Van hardloopanalyse tot functionele oefentherapie” van Fysiolinks past de principes van Frans Bosch concreet toe in de praktijk. Onder leiding van experts wordt geleerd:

  • Hoe je dynamische hardloopanalyses uitvoert met moderne technologie (zoals Runeasi),

  • Hoe je trainingsprogramma’s opstelt volgens principes van motorisch leren,

  • En hoe je sportrevalidatie personaliseert op basis van variatie en adaptatie.

Deze cursus is onmisbaar voor fysiotherapeuten die een moderne aanpak willen integreren in hun dagelijkse praktijk met hardlopers en andere sporters. Meer weten over onze KNGF geaccrediteerde nascholingscursus Loopanalyse bij de geblesseerde atleet ».

Spier- en peesletsels ontrafeld van pathofysiologie tot praktijk - Fysiolinks

Spier- en peesletsels vormen een groot aandeel in het dagelijks werk van de (sport)fysiotherapeut. Van amateurvoetballers met terugkerende hamstringklachten tot hardlopers die kampen met een chronische achillespeesblessure—het klinisch beeld is complex, het herstel vaak langdurig. Inzicht in de nieuwste wetenschappelijke onderbouwing en behandelaanpakken is dan ook essentieel. Binnen Fysiolinks volgen we deze ontwikkelingen nauwgezet en vertalen we ze naar toepasbare kennis in de praktijk, onder leiding van gerenommeerde experts zoals prof. dr. Erik Witvrouw.

Epidemiologie en risicofactoren: waarom preventie begint met kennis

Blessures aan spier-peesstructuren zoals de hamstrings, patellapees of achillespees behoren tot de meest voorkomende musculoskeletale problemen in de actieve populatie. Volgens recente data zijn hamstringblessures bijvoorbeeld goed voor meer dan 15% van alle spierblessures in het voetbal en atletiek. Belangrijke risicofactoren zijn onder meer onvoldoende excentrische kracht, asymmetrie, vroegere blessures en een gebrekkige neuromusculaire controle. Het identificeren van deze factoren stelt fysiotherapeuten in staat om preventieve programma’s gericht vorm te geven en het recidiefrisico te verkleinen .

Pathofysiologie: van inflammatie naar degeneratie

Lang werd gedacht dat spier- en peesletsels voornamelijk het gevolg waren van ontsteking, maar recente inzichten tonen aan dat veel tendinopathieën juist een degeneratief karakter hebben. Er is vaak sprake van microtrauma’s die leiden tot verstoring van het collageennetwerk en verminderde celkwaliteit, zonder klassieke ontstekingsmarkers. Begrip van deze processen is cruciaal, want het bepaalt de gekozen therapievorm: een ontstekingsremmer inzetten bij een degeneratief proces werkt immers contraproductief. Onze cursus: Spier- en peesletsel ontrafeld (LQ) – Mastering Muscle Tendon Injuries reikt je handvatten aan om deze processen correct te interpreteren en te koppelen aan passende behandelinterventies .

Revalidatieprincipes: wat werkt écht?

Excentrische training: de gouden standaard?

Excentrische training vormt de basis van veel succesvolle revalidatieprotocollen bij tendinopathieën. In het geval van patellapees- en achillespeesklachten is het toedienen van gecontroleerde, excentrische belasting aangetoond effectief in het verbeteren van peesstructuur, pijnvermindering en functioneel herstel. Specifiek bij hamstringproblemen blijkt het Nordic Hamstring protocol niet alleen curatief, maar ook preventief zeer krachtig .

Heavy Slow Resistance (HSR): een alternatieve route

Naast excentrische belasting wint de HSR-methode steeds meer terrein. Hierbij worden oefeningen met zware gewichten traag uitgevoerd, wat zorgt voor een maximale mechanische prikkel en toename van de peesbelastingstolerantie. Uit recent onderzoek blijkt dat HSR in veel gevallen vergelijkbare of zelfs superieure resultaten oplevert in vergelijking met klassieke excentrische revalidatie .

Isometrische oefeningen: startpunt bij pijn

Voor patiënten met hevige klachten of een lage belastingstolerantie vormen isometrische oefeningen een veilige en effectieve start. Ze zorgen voor pijnreductie zonder beweging, wat een belangrijke eerste stap kan zijn in een gefaseerde opbouw naar actieve revalidatie. In onze cursus leer je hoe je deze isometrische technieken integreert in een gefaseerd behandelplan, volledig afgestemd op de individuele belastbaarheid van je patiënt .

Van theorie naar praktijk: integreren in jouw behandelstrategie

De vertaling van wetenschap naar de behandelkamer is waar de kracht van Fysiolinks ligt. Je leert niet alleen de theorie begrijpen, maar ook toepassen in de praktijk—met realistische cases, oefensessies en ruimte voor eigen inbreng. Binnen de cursus “Spier- en peesletsel ontrafeld (LQ)” wordt gewerkt met een multimodaal model waarbij ook aandacht is voor motorische controle, weefselherstel en functionele progressie. Dit maakt het mogelijk om per patiënt een individueel revalidatieplan op te stellen.

Bronvermelding:

  • Goode, A. P., et al. (2015). Eccentric training for prevention of hamstring injuries may depend on intervention compliance: a systematic review and meta-analysis. British Journal of Sports Medicine, 49(6), 349–356.

  • Richtlijnendatabase. (2021). Oefentherapie bij patella tendinopathie (PT).

  • NT-e.nl. (n.d.). Tendinopathie.

  • NT-e.nl. (n.d.). Oefentherapie bij tendinopathieën (2/3).

  • Fysiotherapiedevries.nl. (n.d.). Heavy Slow Resistance training (HSR).

  • Richtlijnendatabase. (2021). Oefentherapie bij patella tendinopathie (PT).

  • Physiopedia. (n.d.). Tendinopathy Rehabilitation.

Versterk je expertise met prof. dr. Erik Witvrouw

Prof. dr. Erik Witvrouw is wereldwijd erkend voor zijn baanbrekend onderzoek op het gebied van musculoskeletale revalidatie zoals spier- en peesletsels. Zijn inzichten vormen de wetenschappelijke ruggengraat van deze cursus “Spier- en peesletsel ontrafeld (LQ) – Mastering Muscle Tendon Injuries” van Fysiolinks. Deze cursus biedt fysiotherapeuten de mogelijkheid om hun kennis en vaardigheden op het gebied van spier- en peesletsels te verdiepen. Door een combinatie van theoretische inzichten en praktische toepassingen leer je effectieve revalidatieprogramma’s samenstellen die direct toepasbaar zijn in de praktijk.

Of je nu werkt met sporters of patiënten met chronische klachten, deze cursus biedt waardevolle handvatten om je behandelstrategieën te optimaliseren.

 

Sportblessures schouder preventie en revalidatie - Fysiolinks

Schouderblessures zijn een veelvoorkomend probleem onder sporters, vooral in sporten met herhaalde bovenhandse bewegingen zoals handbal, tennis en zwemmen. Voor fysiotherapeuten vormt dit een voortdurende uitdaging: hoe voorkom je blessures, begeleid je een effectieve revalidatie, en bepaal je het juiste moment voor een veilige terugkeer naar sport? In deze blog bespreken we op basis van het artikel van Cools et al. (2020) The challenge of the sporting shoulder: From injury prevention through sport-specific rehabilitation toward return to play. De drie sleutelfases van de sportieve schouder: preventie, revalidatie en return to play (RTP).

Voor fysiotherapeuten is het essentieel om schouderblessures aan de sportieve schouder vanuit een totaal beeld en dynamisch perspectief te benaderen. Preventie, revalidatie en RTP zijn geen losstaande fases, maar onderdeel van een doorlopende cyclus in de carrière van de sporter. Door kennis van recente wetenschappelijke inzichten te combineren met klinische expertise kunnen fysiotherapeuten een sleutelrol spelen in duurzame prestaties en blessurevrij sporten.

Kernpunten bij schouderblessures

  • Multifactoriële aard van schouderblessures
    Blessures ontstaan door een samenspel van modificeerbare (zoals kracht en ROM) en niet-modificeerbare factoren (zoals leeftijd en geslacht).

  • Lineaire versus complexe modellen
    Klassieke modellen schieten tekort in het voorspellen van blessures. Een complex systeemmodel dat kijkt naar dynamische interacties biedt meer perspectief.

  • Preventieve screening: functioneel en individueel
    Zowel analytische tests (ROM, kracht) als functionele veldtests (zoals CKCUEST, SMBT) zijn belangrijk, mits men beseft dat deze tests vooral de actuele status meten, niet per se blessurevoorspellers zijn.

  • Effectiviteit van preventieprogramma’s hangt af van naleving
    Programma’s zijn pas effectief als sporters ze consistent uitvoeren. Bij jeugdige sporters is compliance cruciaal en kan verbeterd worden met betrokkenheid van coaches en ouders.

  • GIRD: stretchen versus trainen
    Verminderde interne rotatie bij overheadsporters vereist niet altijd stretching. Soms is versterking van de externe rotatoren (m.n. infraspinatus) relevanter.

  • Ketenintegratie in revalidatie
    Hoewel evidentie beperkt is, wordt het vroeg integreren van ketenoefeningen (bijv. met romp en onderlichaam) aanbevolen, vooral vanwege hun functionele waarde en plezierfactor.

  • RTP-beslissingen zijn gedeeld en gradueel
    Het StARRT-model stelt dat RTP een continuüm is: van participatie tot prestaties. Fysiotherapeuten moeten fysieke, psychologische en sociale factoren meewegen.

Fase 1: Blessurepreventie in de sport

De ‘cyclus van blessurepreventie’ (Van Mechelen-model) benadrukt vier stappen: probleemidentificatie, analyse van risicofactoren, implementatie van interventies, en evaluatie. Bij schouderblessures blijkt vooral verminderde interne rotatie (GIRD), verminderde kracht van de externe rotatoren, en verminderde scapulaire controle van belang. Preventieve interventies moeten gericht zijn op deze factoren. Functionele testen zoals de Seated Medicine Ball Throw en de Y-Balance Test Upper Quadrant bieden fysiotherapeuten inzicht in functionele capaciteit van de bovenste extremiteit.

Fase 2: Revalidatie van de overhead atleet

Een goed revalidatieprogramma is maatwerk. De mate van weefselirritatie, de doelstellingen van de sporter en zijn/haar verwachtingen bepalen de inhoud en opbouw. Rekken van de schouder is soms nodig (zoals bij echte GIRD), maar vaak zijn spierversterkende en coördinatie-oefeningen van grotere waarde. Activatie van de rotatorenmanchet, scapulastabilisatoren (midden- en onderkant trapezius) en het trainen van de volledige kinetische keten vormen een rode draad. Belangrijk is dat revalidatie niet stopt bij het verdwijnen van de pijn, maar pas bij een volledig functioneel herstel.

Fase 3: Return to Play (RTP)

De terugkeer naar sport na een blessure moet gefaseerd gebeuren, met als einddoel sport op prestatieniveau. Het StARRT-model benadrukt gedeelde besluitvorming: atleet, coach, arts en fysiotherapeut maken samen keuzes. Objectieve parameters zoals ROM (<20° verschil), krachtverhoudingen (ER/IR-ratio rond 70%) en functionele testen (zoals CKCUEST) bieden houvast, maar het psychologische aspect – zoals angst of motivatie – is minstens zo belangrijk.

Bronvermelding

Cools, A.M., et al. (2020). The challenge of the sporting shoulder: From injury prevention through sport-specific rehabilitation toward return to play. Annals of Physical and Rehabilitation Medicine. https://doi.org/10.1016/j.rehab.2020.03.009

De schoudercursussen van prof. dr. Ann Cools

Ann Cools is een Belgische fysiotherapeut en onderzoeker, die bekend staat om haar expertise in schouderrevalidatie en -behandeling. Ze heeft ook haar eigen schoudercursussen ontwikkeld, genaamd “Schouderklachten (level I, II en III)”, waarin ze zich richt op het ontwikkelen van een dieper begrip van de anatomie en biomechanica van de schouder en het toepassen van wetenschappelijk onderbouwde revalidatieprincipes.

Via haar eigen wetenschappelijke stroomdiagrammen helpt ze je om duidelijker schouderpijn te definiëren en heeft ze een algoritme voor de scapula revalidatie.

De tweedaagse ‘Basiscursus Schouderklachten’ worden behandelingsrichtlijnen beschreven voor de meest voorkomende (chronische) schouderaandoeningen zoals rotator cuff aandoeningen, traumatische en atraumatische instabiliteit, scapulaire dyskinesis en sportspecifieke schouderpijn. Andere onderwerpen die zoal aan bod komen zijn: Revalidatie bij anterieure instabiliteit (TUBS), multidirectionele (AMBRI), functionele overbelastingsstabiliteit, manuele mobilisatie en spierverlengende technieken bij subacrominaal conflict en GIRD en tot slot scapulothoracale revalidatie oefening (kracht en musculaire evenwicht). Meer weten over onze KNGF geaccrediteerde nascholing schoudercursus van Ann Cools ».

Gluteale tendinopathie Een uniek onderdeel van de lage extremiteiten - Fysiolinks

Tendinopathieën van de onderste extremiteiten vormen een aanzienlijke uitdaging in de klinische praktijk en treffen mensen van verschillende leeftijden en activiteitenniveaus. Terwijl aandoeningen zoals de achillespees- en patellatendinopathie veel aandacht krijgen in onderzoek en kliniek, vertoont gluteale tendinopathie unieke kenmerken die om een specifieke aanpak vragen. Deze blog belicht de belangrijkste verschillen en biedt fysiotherapeuten praktische inzichten om hun zorg te verbeteren.

Disproportionele impact op levenskwaliteit

Gluteale tendinopathie beïnvloedt de levenskwaliteit veel ingrijpender dan andere peesaandoeningen van het onderlichaam. Waar achilles- en patellatendinopathieën vooral pijn veroorzaken bij belasting, zorgt gluteale tendinopathie vaak voor nachtelijke pijn die de slaap verstoort. Deze slaapproblematiek leidt tot vermoeidheid, stemmingsklachten en een verminderde pijntolerantie.

Patiënten ervaren klachten bij eenvoudige handelingen zoals zijlig, traplopen of lang zitten. De constante aanwezigheid van pijn beïnvloedt dagelijkse activiteiten, sociale bezigheden en werkvermogen, en tast daarmee de zelfstandigheid aan.

Bovendien treft deze aandoening vooral vrouwen van middelbare of oudere leeftijd, die vaak al te maken hebben met hormonale veranderingen, verminderde weefselkwaliteit of bijkomende musculoskeletale klachten, wat de impact nog vergroot.

Een atypisch pijnpatroon

De pijnpresentatie bij gluteale tendinopathie is diffuser dan bij bijvoorbeeld achillespeesklachten. Patiënten kunnen vaak niet exact aangeven waar de pijn zit; het ongemak straalt uit over de laterale heupregio, soms richting de achterzijde van het bovenbeen.

Deze aspecifieke klachten maken het klinisch differentiëren lastig. Een uitgebreide beoordeling is nodig om het onderscheid te maken met o.a. lumbale radiculopathie, FAI-syndroom of heupartrose. Anatomisch gezien spelen meerdere structuren zoals de gluteus medius/minimus pezen, de trochanter bursae en omliggende fasciale weefsels een rol bij dit complexe klachtenbeeld.

Ook het provocatiepatroon is atypisch. Waar andere tendinopathieën vooral pijn geven bij belasting en verbeteren met rust, ontstaat bij gluteale tendinopathie pijn bij eenvoudige houdingen zoals zijligging, benen kruisen of zitten met gebogen heup. Deze onvoorspelbaarheid frustreert zowel patiënt als behandelaar.

Progressie en lange termijn risico’s

Opvallend is dat gluteale tendinopathie mogelijk niet vanzelf herstelt en in verband wordt gebracht met het ontstaan van heupartrose. Gluteale spierdisfunctie leidt tot afwijkende biomechanica en gewrichtsbelasting, wat degeneratieve veranderingen in de heup kan versnellen.

De gluteus medius en minimus zijn essentieel voor heupabductie, bekkenstabiliteit en de positie van de femurkop. Bij peesdisfunctie raakt deze balans verstoord, wat de kans op artrose verhoogt.

In tegenstelling tot patellatendinopathie, die weliswaar chronisch kan zijn maar zelden leidt tot degeneratie, kan gluteale tendinopathie dus structurele schade op lange termijn veroorzaken. Vroege herkenning en een integrale aanpak zijn daarom cruciaal.

Klinische implicaties en behandelstrategieën

De unieke kenmerken van gluteale tendinopathie vragen om een specifieke benadering. In plaats van een standaard belastingprogramma zoals bij andere peesklachten, is patiënteducatie over provocerende houdingen essentieel. Denk aan het vermijden van gekruiste benen, staan met het gewicht op één heup, of slapen op de aangedane zijde.

Deze aanpassingen lijken eenvoudig, maar vereisen motivatie, begeleiding en herhaling.

Ook motorische controle en houdingscorrectie verdienen aandacht. Oefeningen gericht op bekkenstabiliteit en het normaliseren van bewegingspatronen zijn effectiever dan enkel lokaal spierversterken, zoals vaak gebeurt bij achillespeesklachten.

Conclusie

Gluteale tendinopathie is een op zichzelf staande entiteit met een grote impact op het dagelijks functioneren, een complex pijnbeeld en risico’s op heupdegeneratie. Inzicht in deze factoren stelt fysiotherapeuten in staat om doelgerichter te diagnosticeren en behandelen.

Door deze aandoening niet te vergelijken met andere tendinopathieën, maar te benaderen vanuit een specifieke, evidence-based visie, kunnen we zowel de korte termijnklachten als lange termijncomplicaties beter beheersen.

Met de verdere ontwikkeling van wetenschappelijk onderzoek zal ons begrip van gluteale tendinopathie toenemen. Tot die tijd is een goed onderbouwde, persoonsgerichte aanpak de beste weg vooruit. Zie ook de korte uitleg hieronder van onze docent MSc Benoy Mathew.

Welke nascholingscursussen kunnen jou als fysiotherapeut hierbij verder helpen?

The Adult Hip door MSc Benoy Mathew
Tweedaagse Engelstalige cursus over de heup met onder andere tendinopathieën, FAI, dysplasie, GTPS en heupfracturen komen aan bod. De cursus The Adult Hip is sterk praktijkgericht en biedt tal van klinische tips die direct toepasbaar zijn in de praktijk. De cursus behandelt beoordeling, differentiële diagnose, manuele therapie, vroege revalidatie en revalidatie in een later stadium. Meer weten over onze KNGF geaccrediteerde nascholingscursus The Adult Hip ».

The Adult Hip – the big four door MSc Benoy Mathew
Eendaagse Engelstalige cursus (KRF 8 pt). De ‘grote vier’ tendinopathieën: bilspier, heupflexor, adductor en proximale hamstringpees komen aan bod. Meer weten over onze KNGF geaccrediteerde nascholingscursus The Adult Hip – the big four ».

Oefentherapie cruciaal bij subacromiale schouderpijn - Fysiolinks

Subacromiale schouderpijn (SSP), vaak geassocieerd met rotator cuff tendinopathie, is een veelvoorkomend probleem bij patiënten. Hoewel de behandeling traditioneel uiteenloopt van oefentherapie tot passieve technieken zoals laser en ultrageluid, blijft de vraag: wat werkt écht? In deze blog vatten we een uitgebreide systematische review (Pieters et al., 2020) samen, gericht op conservatieve therapieën binnen de fysiotherapie. De inzichten helpen fysiotherapeuten om hun behandelstrategieën te optimaliseren.

Voor fysiotherapeuten die streven naar evidence-based behandeling van subacromiale schouderpijn is deze review een duidelijke richtlijn: kies voor actieve oefentherapie, overweeg manuele therapie als aanvulling, en wees kritisch over passieve technieken. Verdere precisering van oefenprotocollen zal in de toekomst bijdragen aan nog effectievere zorg.

Kernpunten uit het artikel

1. Sterk bewijs voor oefentherapie

  • Oefening als eerste keus: Oefentherapie heeft het sterkste bewijs voor effectiviteit bij het verminderen van pijn, verbeteren van mobiliteit en functie bij SSP.
  • Vergelijkbaar met chirurgie: Bij langdurige SSP biedt oefentherapie vergelijkbare resultaten als chirurgische decompressie, met lagere kosten en minder risico’s.
  • Soorten oefeningen: Scapulaire stabilisatie, rotator cuff-versterking en flexibiliteitsoefeningen zijn effectief, al is het optimale protocol nog niet vastgesteld.

2. Manuele therapie als aanvullende interventie

  • Toegevoegde waarde in de beginfase: Het combineren van manuele therapie met oefentherapie kan kortetermijnvoordelen opleveren, zoals extra pijnreductie.
  • Definitie is vaag: Er is veel variatie in wat onder ‘manuele therapie’ valt, wat interpretatie van de resultaten bemoeilijkt.

3. Multimodale therapie: veelbelovend, maar beperkt bewijs

  • Combinatie van methodes: Therapieën zoals taping, elektrotherapie en manuele technieken in combinatie met oefening lieten kleine verbeteringen zien.
  • Klinische betekenis twijfelachtig: Door de grote variatie in multimodale benaderingen is het moeilijk om duidelijke conclusies te trekken.

4. Corticosteroïd-injecties: slechts matig aanbevolen

  • Korte termijn effect: Er is enig bewijs dat injecties tijdelijk effectiever zijn dan nietsdoen, maar niet beter dan oefentherapie op de lange termijn.
  • Geen fysio-interventie: Injecties vallen niet direct onder het domein van fysiotherapeuten, maar beïnvloeden vaak het revalidatiebeleid.

5. Passieve fysische modaliteiten: onvoldoende bewijs

  • Lasertherapie: Geen overtuigend bewijs dat het effectief is als monotherapie.
  • Ultrageluid: Steeds minder relevant; systematische reviews toonden geen voordeel boven placebo.
  • Shockwave en elektromagnetische therapie: Ook deze interventies hebben geen bewezen meerwaarde.

Praktische implicaties voor de fysiotherapeut

Deze review onderstreept het belang van actieve therapie als centrale pijler in de behandeling van SSP. Oefentherapie moet dus niet alleen een onderdeel zijn van het behandelplan, maar de basis vormen. Manuele technieken kunnen worden overwogen in de vroege fase, vooral bij patiënten met veel pijn. Het gebruik van passieve fysische modaliteiten moet kritisch worden bekeken en bij voorkeur worden vermeden wegens het gebrek aan effectiviteit.

Belangrijk is ook dat veel RCT’s de oefenprogramma’s onvoldoende beschrijven, waardoor meer onderzoek nodig is naar het ideale type oefening, frequentie en duur. Een goede praktijk is om te werken met een 12-weeks programma, waarbij lichte pijn (<5/10 op VAS) tijdens oefening acceptabel is.

Bronvermelding

Pieters, L., Lewis, J., Kuppens, K., Jochems, J., Bruijstens, T., Joossens, L., & Struyf, F. (2020). An Update of Systematic Reviews Examining the Effectiveness of Conservative Physical Therapy Interventions for Subacromial Shoulder Pain. Journal of Orthopaedic & Sports Physical Therapy, 50(3), 131–141. https://doi.org/10.2519/jospt.2020.8498

De schoudercursus van prof. dr. Jeremy Lewis

Tijdens de tweedaagse cursus ‘The Shoulder: Theory & Practice’ (KRF 18pt) voor Fysiolinks legt hij de nadruk op een biopsychosociale benadering van de schouderrevalidatie, een combinatie van evidence based oefeningen, pijnwetenschap, levensstijl, psychosociale factoren en educatie. Zijn belangrijkste klinische expertisegebieden zijn: subacromiale pijn (impingement) syndroom, rotator cuff peesproblemen, schouderpijnsyndromen en frozen shoulder.

Daarnaast biedt de cursus praktische trainingen, veel educatie over de anatomie en biomechanica van de schouder, over de invloed van houding en spieronbalans en zijn verband met schouderpathologie, evenals over hoe schouderaandoeningen kunnen worden gediagnosticeerd en behandeld. Meer weten over onze KNGF geaccrediteerde nascholing schoudercursus van Jeremy Lewis ».

Adductoren-gerelateerde liespijn Wat elke fysiotherapeut moet weten - Fysiolinks

Bij sporters die veel rennen, sprinten of schoppen, is pijn in de liesregio een vaak voorkomende klacht. Eén van de veelvoorkomende oorzaken hiervan is adductoren-gerelateerde liespijn. Volgens het internationale Doha-akkoord (Weir et al., 2015) is dit ook de aanbevolen term in plaats van “adductoren tendinopathie”.

Kenmerken en klachtenbeeld

In de meeste gevallen is de adductor longus spier betrokken bij deze blessure. Patiënten beschrijven vaak een zeurende pijn aan de binnenzijde van de lies die toeneemt bij inspanning, met name bij bewegingen waarbij kracht of rek op de adductoren komt, zoals bij richtingveranderingen of trappen tegen een bal.

Bij het lichamelijk onderzoek is het van belang de spierkracht en pijnreactie te testen. Pijn tijdens het aanspannen van de adductoren wijst vaak direct op deze regio, terwijl pijn elders in de liesregio kan duiden op andere structuren.

Betrouwbare testen zijn onder andere:

  • De “squeeze test” op verschillende graden heupflexie (0°, 45°, 90°),
  • Weerstandstesten bij adductie vanuit neutrale en geabduceerde heupstanden,
  • Passieve abductie van de heup waarbij rek op de spier pijn uitlokt.

Het is daarnaast essentieel om ook de kracht van omliggende spiergroepen te beoordelen zoals de buikspieren, quadriceps, hamstrings en voetspieren.

Het belang van differentiaaldiagnose

De liesregio is een complex anatomisch gebied. Klachten kunnen voortkomen uit verschillende structuren die dicht bij elkaar liggen. De classificatie van het Doha-akkoord helpt bij het onderscheiden van:

  1. Gedefinieerde klinische entiteiten (zoals adductoren-, iliopsoas-, pubische- of lieskanaal-gerelateerde pijn),
  2. Heupgewricht-gerelateerde oorzaken,
  3. Andere bronnen van liespijn bij sporters.

Het is belangrijk om andere mogelijke oorzaken, zoals uitstralende pijn vanuit de onderrug, zenuwbeknelling, stressfracturen of zelfs zeldzamere aandoeningen als tumoren uit te sluiten. Bij jonge patiënten moet men alert zijn op aandoeningen als apofysitis, epifysiolyse of de ziekte van Perthes.

Revalidatie en trainingsaanpassingen

Een succesvolle behandeling begint met een doordacht belastingsmanagement. Hierbij pas je het loopvolume, de intensiteit en richtingveranderingen aan. Ook vaardigheden zoals springen en trappen kunnen tijdelijk verminderd of aangepast worden.

In ernstige gevallen is het tijdelijk volledig vermijden van sportactiviteiten soms noodzakelijk om de pijn tot rust te brengen. Onderzoek (Serner et al., 2015) toont aan dat actieve revalidatieprogramma’s effectiever zijn dan passieve therapieën. Oefentherapie gericht op krachtopbouw en controle van de adductoren staat hierbij centraal. Lees voor meer informatie hierover het boek: Hip and Knee Pain Disorders – het boek van docent MSc Benoy Mathew

Welke nascholingscursussen kunnen jou als fysiotherapeut hierbij verder helpen?

The Adult Hip door MSc Benoy Mathew
Tweedaagse Engelstalige cursus over de heup met onder andere tendinopathieën, FAI, dysplasie, GTPS en heupfracturen komen aan bod. De cursus The Adult Hip is sterk praktijkgericht en biedt tal van klinische tips die direct toepasbaar zijn in de praktijk. De cursus behandelt beoordeling, differentiële diagnose, manuele therapie, vroege revalidatie en revalidatie in een later stadium. Meer weten over onze KNGF geaccrediteerde nascholingscursus The Adult Hip ».

The Adult Hip – the big four door MSc Benoy Mathew
Eendaagse Engelstalige cursus (KRF 8 pt). De ‘grote vier’ tendinopathieën: bilspier, heupflexor, adductor en proximale hamstringpees komen aan bod. Meer weten over onze KNGF geaccrediteerde nascholingscursus The Adult Hip – the big four ».