Posts

Dit zijn de bepalende factoren voor dynamische stabiliteit bij hardlopen

De afgelopen twee decennia hebben we een opmerkelijke toename gezien in de belangstelling voor coretraining om de bekkenstabiliteit van sporters, vooral hardlopers, te verbeteren. Dit is een geweldige ontwikkeling die ons heeft geholpen om atleten naar hogere prestatieniveaus te tillen. We richten ons daarbij niet alleen op de basisprincipes van coretraining. We kiezen voor een aanpak die alle factoren omvat die bijdragen aan dynamische stabiliteit.

Wat is dynamische stabiliteit en waarom is het belangrijk?

Voordat we dieper ingaan op de beïnvloedende factoren, is het belangrijk om te begrijpen hoe we dynamische stabiliteit meten. Het is de zij-aan-zij beweging van het zwaartepunt (CoM) en het weerspiegelt het vermogen om het bekken te controleren tijdens de standfase van het looppatroon. Meer zijwaartse bewegingen zal de belasting van de stabiliserende spieren verhogen, wat leidt tot een verminderde loopefficiëntie en een groter risico op blessures (Schütte et al. 2017; Pla et al. 2021).

*Illustratie van de zijwaartse beweging van COM tijdens de standfase van het lopen

Bepalende factoren voor een optimale dynamische stabiliteit

1. Soepele lichaamstorsie

Torsie verwijst naar het roterende samenspel tussen het boven- en onderlichaam, waarbij ze in tegengestelde richtingen bewegen. Wanneer je bijvoorbeeld je linkerbeen en de linkerkant van je bekken naar voren brengt, bewegen je rechterarm en schouder naar voren. Dit patroon creëert een rek door onze schuine sling, die korter wordt bij de overgang naar de andere kant. Dit gecoördineerde patroon creëert een stabiel, voorwaarts en voortbewegend lichaam CoM.

Om het belang van torsie te begrijpen, kun je bij wijze van test eens vooruit rennen zonder je armen en schouders hierbij te bewegen. Je merkt al snel hoe uitdagend het is om snelheid te genereren en de controle over je bekken te behouden. Dit komt doordat de gecoördineerde beweging van het boven- en onderlichaam een cruciale rol speelt bij het genereren van beweging.

Een slechte/asymmetrische coördinatie van het bovenlichaam kan een gevolg zijn van een slechte controle van het bekken. Forceer het niet om te veranderen!

2. Voldoende heupmobiliteit

Wist je dat heupmobiliteit en flexibiliteitstekorten de manier kunnen verstoren waarop we tijdens het hardlopen dynamische stabiliteit kunnen behouden? Vooral het extensiebereik (ROM) van ons heupgewricht, dat beperkt is tot +-20-30°, speelt hierbij een essentiële rol. Dit is waar het een uitdaging vormt tijdens het hardlopen, omdat we onze benen moeten kunnen strekken. Om de vereiste ROM te bereiken, moeten we kunnen draaien en kantelen.

Hoewel het vergroten van onze bekkenkanteling zo zijn voordelen kan hebben, heeft het ook een nadeel. Wanneer we ons bekken naar voren kantelen, kunnen we onbedoeld de gespannen voorste spiergroepen losmaken die energie hebben opgeslagen om ons been naar voren te bewegen. Dit kan resulteren in een been dat niet zo snel beweegt als zou moeten. Het beïnvloedt ons vermogen om onze voet goed te plaatsen tijdens de eerste contactfase van onze stap.
Merk je een lange grondcontacttijd en een lage cadans op? Probeer kleinere stappen uit te voeren om de dynamische stabiliteit te verbeteren.

*Illustratie van de ‘aangepaste thomas-test’ om heupflexibiliteit te beoordelen. Bekijk de YouTubevideo met uitleg ->

3. Vermogen om het bekken te beheersen

Om een goede dynamische stabiliteit te bereiken, moeten we ons bekken dus onder controle kunnen houden. Hoewel de krachten die op het lichaam worden uitgeoefend hoog zijn, is het niet alleen de maximale spierkracht die deze controle bepaalt, maar ook de timing van spieractivatie. De impactduur, de tijd waarin de piekimpact ons bekken bereikt, kan erg kort zijn (15-150 ms), waardoor het moeilijk voor de spieren wordt om op tijd te reageren. Om dit aan te pakken, moeten we vertrouwen op pre-activering van de spieren, waarbij de spieren al actief zijn voordat de voet de grond raakt. Zelfs als we een goede heupspierkracht hebben, is een goede timing cruciaal en moet deze op de juiste manier worden getraind. Houd er rekening mee dat blessures vertraagde spieractivering kunnen veroorzaken bij het stabiliseren van de heupspieren (Willson et al. 2011)

Een goede controle over ons bekken behouden wordt een nog grotere uitdaging wanneer we moe beginnen te worden. De afbeeldingen hierboven tonen een voorbeeld van een hardloper uit het artikel van Schutte et al., (2014) die zijn bekken beweegt met meer zijdelingse verplaatsingen (Figuur B vermoeid vs. Figuur A vers) en met hogere, minder gecontroleerde, zijdelingse versnellingen (Figuur D vermoeid vs. Figuur C fris). Dit benadrukt hoe belangrijk het is om tijdens een langere of intensievere hardloopsessie een goede controle over ons bekken te behouden en energieverspilling door bewegingen te minimaliseren.

4. Voetproprioceptie en enkelcontrole

Tegenwoordig dragen we meer schoenen met kussens. Dit kan gunstig zijn om de impact op te vangen, maar kan ook het vermogen verminderen om de grond onder onze voeten te voelen, de zogeheten proprioceptie. Daarom is het belangrijk om onze stabiliserende spieren goed te activeren voor het eerste contact, omdat we maar weinig tijd hebben om adequaat te reageren. Of je nu met een voorvoet, middenvoet of achtervoet rent, actieve dorsaalflexie van je voet is cruciaal om slapte in je kuitspieren te verminderen en de voorste spieren van je enkel te activeren. Dit kan de eerste schokabsorptie in de voet en enkel verbeteren (echt belangrijk!) en de gewrichten controleren om de energieopslag in het peesweefsel te verbeteren voor een betere energieteruggave.

*Spieren rond de voet en enkel zijn lang en zeer peesvormig, waardoor ze geschikt zijn voor energieopslag en -afgifte tijdens het hardlopen.

Hoewel dynamische stabiliteit een belangrijke biomechanische parameter is om het risico op letsel te verminderen en de efficiëntie van bewegingen te verbeteren, kunnen verschillende bepalende factoren deze parameter beïnvloeden. Maar hoe kunnen we nu beter worden in het voortstuwen van onze CoM door middel van training? Tijdens onze nascholingscursus Loopanalyse bij de geblesseerde atleet leer je hier meer over.

Dit artikel is in samenwerking met MSc Philip Cortvriendt van Runeasi ontwikkeld. Philip behaalde een masterdiploma in fysiotherapie en revalidatiewetenschappen en heeft kernexpertise op het gebied van hardlopen, waarbij hij werkt met zowel recreatieve als toplopers.

Welke nascholingscursussen kunnen jou als fysiotherapeut hierbij verder helpen?

Loopanalyse bij de geblesseerde atleet door PhD Kurt Schütte en MSc Philip Cortvriendt
De tweedaagse cursus (KRF 16pt) objectieve loopanalyse: van data tot een doelgericht behandelplan, waarbij de principes vanuit het Frans Bosch Systeem (FBS) gehanteerd worden met veel focus op impliciet leren. De revalidatie is niet alleen interessant voor de sportfysiotherapeut, maar voor elke fysiotherapeut die zijn sporter en revalidant naar een hogere level wil brengen via veelbelovende en ongeëvenaarde oefeningen. Je vindt op onze website een korte video-impressie van deze cursus. Meer weten over onze KNGF geaccrediteerde nascholingscursus Loopanalyse bij de geblesseerde atleet ».

Een gids voor de cruciale eerste maanden na een kruisbandblessure - Fysiolinks

Optimaliseer het herstel: Een gids voor de cruciale eerste maanden na een kruisbandblessure

Stel je voor dat je als fysiotherapeut een patiënt ontmoet die net een voorste kruisbandreconstructie heeft ondergaan. Ze zijn vastberaden om hun sportieve leven te hervatten, maar staan voor een uitdagende revalidatieperiode. We duiken daarom dieper in op de eerste weken van herstel na een voorste kruisbandreconstructie. En verkennen we de veelbelovende techniek genaamd Blood Flow Restriction (BFR) training, die kan bijdragen aan een efficiënter herstelproces.

De eerste maanden van de revalidatie na een kruisbandblessure spelen een cruciale rol bij het herstelproces. Het is tijdens deze periode dat de basis wordt gelegd voor het bereiken van een goede mobiliteit, tonus, afname van zwelling en toename van functionaliteit. Het is van essentieel belang om deze doelen te bereiken, zodat later in de revalidatie progressieve krachttraining, functionele training en uiteindelijk de terugkeer naar sportactiviteiten mogelijk worden. Hoe pak je dit aan?

  • Inhibitie en spierreactiviteit: In de eerste weken van de revalidatie kunnen verschillende uitdagingen ontstaan. Zwelling, beperking van de bewegingsvrijheid en pijn kunnen de Quadriceps-spieren belemmeren. Daarnaast kan er sprake zijn van een onevenwichtige activatie van bepaalde spiergroepen, wat de revalidatie verstoort. Het gebrek aan activatie van een spier of spiergroep kan leiden tot onvoldoende bijdrage aan krachtopbouw en stabiliteit tijdens het herstelproces.
  • Reactiviteit van de knie: Gedurende de eerste weken van de revalidatie moet rekening worden gehouden met de reactiviteit van de knie. Zwelling en het herstel van de nieuwe kruisband moeten in acht worden genomen om verdere complicaties te voorkomen. Een zorgvuldige benadering en monitoring zijn vereist om een optimaal herstel te bevorderen. Deze fase van de revalidatie is ook erg geschikt om gebruik te maken van Blood Flow Restriction Training (BFRT). Hierbij kan de musculatuur zwaarder worden belast, zonder dat dat een te zware belasting voor het gewricht geeft.
  • Opbouw van mobiliteit en functionaliteit: Na de eerste vier tot zes weken verschuift de focus naar het opbouwen van mobiliteit en het normaliseren van het looppatroon zonder krukken. Het verkrijgen van functionaliteit in de dagelijkse activiteiten wordt een nieuw doel vanaf de tweede maand van de revalidatie. Het herwinnen van onafhankelijkheid en het kunnen uitvoeren van alledaagse taken zijn belangrijke mijlpalen in het herstelproces.
  • Krachttraining en symmetrie: Vanaf de derde maand wordt progressieve krachttraining geïntroduceerd in het revalidatieprogramma. Tegelijkertijd wordt er gekeken naar de Leg Symmetry Index (LSI). De LSI meet de symmetrie in kracht en functionaliteit tussen de geopereerde en niet-geopereerde been. Het is cruciaal dat aan het einde van de revalidatie de LSI binnen 10% valt, om een succesvolle terugkeer naar sport te waarborgen.

De eerste maanden van de revalidatie na een kruisbandblessure zijn van onschatbare waarde. Het bereiken van mobiliteit, tonus, afname van zwelling en toename van functionaliteit vormen de basis voor het verdere herstelproces. Het overwinnen van spierinhibitie, het omgaan met kniereactiviteit en het geleidelijk opbouwen van krachttraining spelen een cruciale rol bij het bereiken van een succesvol herstel.

Welke nascholingscursussen kunnen jou als fysiotherapeut hierbij verder helpen?

“Over de knie”, Knieklachten bij sport met prof. dr. Erik Witvrouw
In deze tweedaagse (KRF 19pt) evidence based cursus deelt prof. dr. Erik Witvrouw de laatste interessante kennis ‘Over de knie’ met jou. De meest voorkomende knieaandoeningen met boeiende onderwerpen als patellofemorale pijnsyndroom, voorste kruisbandletsels en de behandeling van hamstringletsels komen aan bod en je leert allerlei nieuwe oefentechnieken. Waardoor je deze kennis over knieaandoeningen gelijk in de praktijk kunt toepassen.

Na de cursus kun je alle stof nog een keer op je eigen tempo herhalen door middel van de online herhalingsmodule. Hierin nemen we alle ‘clinical pearls’ uit de cursus nog een keer met je door. Hierin delen we ook alle video’s van oefeningen die je kunt gebruiken in je praktijk. De online module is gratis en levert bij het succesvol afronden 4 extra accreditatiepunten op (in totaal dus 19 punten)!

Meer weten over onze KNGF geaccrediteerde nascholingscursus Over de knie ».

Blood Flow Restriction Training: Conservatieve en postoperatieve revalidatie van musculoskeletale aandoeningen met MSc Mathias Thoelen
Dé cursus (KRF 8pt) voor revalidatieprofessionals die de kracht en wetenschap achter Blood Flow Restriction willen begrijpen en weten hoe je het toepast! Meer weten over onze KNGF geaccrediteerde nascholingscursus BFRT ».

Specifieke oefentherapie voor sporters vanuit het Frans Bosch Systeem

Specifieke oefentherapie voor sporters vanuit het Frans Bosch Systeem

Mogelijk is het Frans Bosch Systeem (FBS) jou allang bekend. Het is een benadering van training en revalidatie die zich richt op het ontwikkelen van functionele bewegingspatronen. Deze benadering is ontwikkeld door de Nederlandse bewegingswetenschapper en voormalig atletiekcoach, Frans Bosch.

De kracht van motorisch leren bij revalidatie van sportblessures

Specifieke oefentherapie voor sporters die de principes van het FBS hanteren, zal zich richten op het ontwikkelen van functionele bewegingspatronen die specifiek zijn voor de sport van de atleet. Deze analyse wordt gedaan bij de doelbewegingen van de sport. Dit kan onder meer betekenen dat de oefeningen worden aangepast aan de specifieke eisen van de betreffende sport, zoals het energieverbruik, maar ook adaptaties in kracht en motorische controle. Motorisch leren is hiervan van belang tijdens het trainen.

Motorisch leren is een belangrijk aspect in de revalidatie van sportblessures. Hierbij kan onderscheid worden gemaakt tussen impliciet en expliciet motorisch leren.

Impliciet motorisch leren vindt plaats wanneer de persoon zich niet bewust is van het leerproces. Dit betekent dat de persoon zich niet bewust richt op het aanleren van een bepaalde beweging of vaardigheid, maar eerder door middel van ervaring en feedback leert. In de sport specifieke revalidatie kan impliciet motorisch leren worden gestimuleerd door middel van functionele oefeningen, waarbij de nadruk ligt op het aanleren van bewegingspatronen in een natuurlijke omgeving.

Impliciet leren heeft verschillende voordelen ten opzichte van expliciet leren:

  1. Efficiëntie; impliciet leren kan efficiënter zijn dan expliciet leren, omdat de sporter zich niet bewust hoeft te richten op het leerproces en de leerervaringen onbewust kunnen worden opgenomen.
  2. Geschikt voor complexe taken; impliciet leren is vaak geschikter voor het aanleren van complexe taken, omdat het een meer natuurlijke manier van leren is die past bij de manier waarop de menselijke hersenen werken.
  3. Meer duurzaam; impliciet leren kan duurzamer zijn dan expliciet leren, omdat de sporter de beweging of vaardigheid op een dieper niveau begrijpt en kan toepassen in verschillende contexten.
  4. Minder kans op overbelasting; impliciet leren kan leiden tot minder fysieke of mentale overbelasting dan expliciet leren, omdat de sporter niet zo intensief bezig is met het bewust aanleren van de beweging.
  5. Beter voor het aanleren van nieuwe bewegingsvormen; impliciet leren kan beter zijn voor het aanleren van nieuwe bewegingsvormen, omdat het de sporter in staat stelt om te experimenteren en te verkennen zonder te veel te focussen op het eindresultaat.

Over het algemeen kan impliciet leren een effectieve manier zijn om bewegingen en vaardigheden aan te leren, vooral voor complexe taken. Echter, het is belangrijk om te benadrukken dat impliciet en expliciet leren elkaar niet uitsluiten en dat beide vormen van leren complementair kunnen zijn in verschillende contexten en voor verschillende leerlingen.

De basisprincipes vanuit het Frans Bosch Systeem

Het FBS hanteert een aantal basisprincipes, waaronder:

  • het belang van variatie in bewegingspatronen,
  • het ontwikkelen van kracht en snelheid,
  • het gebruik van plyometrische oefeningen om explosiviteit te ontwikkelen,
  • er wordt veel nadruk gelegd op het ontwikkelen van een goede lichaamshouding en het voorkomen van blessures dit door analyse van doelbewegingen.

Attractors en fluctuators

Dit zijn concepten uit de complexiteitstheorie die gebruikt kunnen worden om bewegingsvormen te beschrijven en te begrijpen, maar ook om het aantal vrijheidsgraden van bewegen in gewrichten te beschrijven.

  • Een attractor in bewegingsvormen is een stabiele toestand; waarin een persoon kan bewegen met minimale inspanning en weinig variabiliteit in de beweging. Deze zijn stabiel en economisch. Bijvoorbeeld, wanneer een tennisser een backhand slaat, kan een bepaalde beweging een attractor zijn als het leidt tot een stabiele, gecontroleerde en nauwkeurige backhand.
  • Een fluctuator in bewegingsvormen is een onstabiele toestand; waarin de beweging van een persoon variabel is en kan veranderen als reactie op interne of externe factoren. Dit zijn de veranderlijke elementen die instabieler zijn en die hoge energiekosten hebben. Bijvoorbeeld, wanneer een persoon een nieuwe vaardigheid leert, kan de beweging variëren en onstabiel zijn totdat de persoon de vaardigheid onder de knie heeft en het een attractor wordt.

In de bewegingsvormen kan een persoon tussen attractors en fluctuators bewegen. Wanneer een persoon een nieuwe vaardigheid leert, kan de beweging fluctueren totdat de persoon de vaardigheid onder de knie heeft en de beweging stabiel en geautomatiseerd wordt.

Het begrip van attractors en fluctuators in bewegingsvormen kan nuttig zijn bij het ontwerpen van oefeningen en revalidatieprogramma’s. Het kan helpen om te bepalen welke bewegingen de meest efficiënte en stabiele zijn, en welke bewegingen nog ontwikkeld moeten worden. Het is lastig om te analyseren welke bewegingselementen stabiel en instabiel zijn. Deze analyse is wel nodig om tot een trainingsopzet te komen die deze vaste elementen van bewegen op een efficiënte manier meeneemt in het bewegingspatroon.

Welke nascholingscursussen kunnen jou als fysiotherapeut hierbij verder helpen?

Loopanalyse bij de geblesseerde atleet door PhD Kurt Schütte en MSc Philip Cortvriendt
De tweedaagse cursus (KRF 16pt) objectieve loopanalyse: van data tot een doelgericht behandelplan bij revalidatie is niet alleen interessant voor de sportfysiotherapeut, maar voor elke fysiotherapeut die zijn sporter en revalidant naar een hogere level wil brengen via veelbelovende en ongeëvenaarde oefeningen. Je vindt op onze website een korte video-impressie van deze cursus. Meer weten over onze KNGF geaccrediteerde nascholingscursus Loopanalyse bij de geblesseerde atleet ».

Explain Pain – begrijp de pijn cursus
Onze tweedaagse cursus (KRF 19pt) heeft twee hoofddoelen: Verdieping en verbreding kennis met betrekking tot pijn voor de professional. En toepassing van deze kennis – door het gericht en strategisch in te zetten ten behoeve van behandeldoelstellingen. Meer weten over onze KNGF geaccrediteerde nascholingscursus Explain Pain voor fysiotherapeuten ».