Frozen Shoulder effectieve behandeling in de pijnlijke fase met prof. dr. Jeremy Lewis - Fysiolinks

Frozen shoulder, of adhesieve capsulitis, is een complex en vaak frustrerend schouderprobleem waarbij pijn en bewegingsbeperking hand in hand gaan. De aandoening kent verschillende fases, met de pijnlijke fase als eerste en meest invaliderende. Volgens prof. dr. Jeremy Lewis is een gedifferentieerde aanpak per fase cruciaal, omdat elke fase een andere behandeling vereist.

Casus: Marijke, 59 jaar, verpleegkundige

Marijke meldt zich met hevige, constante pijn in haar rechterschouder. Actieve en passieve exorotatie zijn beide met meer dan 50% verminderd ten opzichte van de andere zijde. Ze heeft nachtelijke pijn en ervaart beperkingen bij ADL-taken zoals aankleden en haren kammen. De röntgenfoto toont geen afwijkingen. Diagnose: primaire frozen shoulder in de pijnlijke fase.

Klinisch redeneren en onderbouwing bij een frozen shoulder

De diagnose frozen shoulder wordt klinisch gesteld: leeftijd 59 jaar, symmetrische beperking van actieve en passieve beweging, vooral exorotatie, met normale beeldvorming. Marijke bevindt zich in de pijnlijke fase, waarin spieractiviteit en inflammatoire processen domineren boven capsulaire contractie.

Volgens een systematische review van Lewis (2021) is injectietherapie de meest effectieve interventie in deze fase. Een combinatie van een intra-articulaire glenohumerale injectie met corticosteroïden en een subacromiale injectie leidt tot significante pijnreductie en verbetering in hand-op-rug beweging.

Een belangrijk aandachtspunt binnen het klinisch redeneren is het herkennen van het verschil tussen primaire capsulitis en secundaire oorzaken van schouderstijfheid, zoals postoperatieve of posttraumatische adhesies. Bij Marijke is er geen voorgeschiedenis van trauma, operatie of systemische aandoeningen (zoals diabetes mellitus), wat de diagnose “idiopathische frozen shoulder” versterkt. Daarnaast wordt aanbevolen om bij twijfel de Shoulder Symptom Modification Procedure (SSMP) toe te passen: deze laat zien in hoeverre pijn en ROM verbeteren bij scapulaire correctie, humerale translatie of thoracale extensie. Een afwezig effect ondersteunt een intra-articulair proces, zoals adhesieve capsulitis, terwijl positieve responsen eerder wijzen op perifere spierinhibitie of scapulaire dyskinesie.

Behandelplan

  • Week 1: Informed consent voor injectie op basis van shared decision making.
    • Uitvoering onder echogeleiding:
      • Glenohumerale injectie (corticosteroïd + lidocaïne)
      • Subacromiale injectie voor ROM-winst
  • Week 2-4: Oefentherapie gericht op distraheren van de pijnbeleving (VR, metronoom, ademhaling, contralaterale training)
  • Week 5-6: Mobilisatie onder pijndrempel, thuisprogramma met dagelijks lichte ROM-oefeningen

In de pijnlijke fase van frozen shoulder ligt de focus op pijnreductie en het behouden van mobiliteit. Injectietherapie is hierbij, mits goed getimed en uitgevoerd, een waardevolle interventie. De fysiotherapeut moet het klinisch beeld nauwkeurig beoordelen en de behandeling afstemmen op de individuele belastbaarheid.

Tijdens onderstaande gratis webinar zal prof. dr. Jeremy Lewis, internationaal erkend schouderspecialist en expert op het gebied van schouderpathologie, de laatste wetenschappelijke inzichten in de diagnose en behandeling van frozen shoulder bespreken.

Bron: Webinar “Frozen Shoulder – Prof. Dr. Jeremy Lewis”

De schoudercursus van prof. dr. Jeremy Lewis

Tijdens de tweedaagse cursus ‘The Shoulder: Theory & Practice’ voor Fysiolinks legt hij de nadruk op een biopsychosociale benadering van de schouderrevalidatie, een combinatie van evidence based oefeningen, pijnwetenschap, levensstijl, psychosociale factoren en educatie. Zijn belangrijkste klinische expertisegebieden zijn: subacromiale pijn (impingement) syndroom, rotator cuff peesproblemen, schouderpijnsyndromen en frozen shoulder.

Daarnaast biedt de cursus praktische trainingen, veel educatie over de anatomie en biomechanica van de schouder, over de invloed van houding en spieronbalans en zijn verband met schouderpathologie, evenals over hoe schouderaandoeningen kunnen worden gediagnosticeerd en behandeld. Meer weten over onze KNGF geaccrediteerde nascholing schoudercursus van Jeremy Lewis ».

Terugkerende schouderinstabiliteit bij jonge zwemster - Fysiolinks

Lotte is een 22-jarige topsportster die op nationaal niveau zwemt. Ze meldt zich met terugkerende instabiliteitsklachten van de rechter schouder, zonder acuut trauma. De klachten zijn geleidelijk ontstaan tijdens intensieve zwemtrainingen, met name bij crawl in de eindstand van exorotatie en abductie. Ze omschrijft een instabiel gevoel alsof de schouder “uit de kom” dreigt te gaan, vooral bij snelle of krachtige bewegingen boven schouderhoogte. Hoewel dagelijkse activiteiten geen probleem vormen, beïnvloedt het de sportprestaties aanzienlijk. Eerdere trajecten gericht op kracht en mobiliteit boden geen duurzaam effect. Een schouderoperatie werd besproken, maar de sportarts adviseerde eerst een specialistisch revalidatietraject met focus op motorische controle.

Klinische presentatie

Bij lichamelijk onderzoek zijn er geen aanwijzingen voor structurele laxiteit (apprehension test negatief). Orthopedische tests zijn weinig informatief. Opvallend is echter een duidelijke scapulohumerale dyskinesie tijdens abductie en exorotatie: de scapula beweegt vertraagd en onregelmatig mee. Dynamische stabiliteitstesten tonen een verminderde co-contractie van de rotator cuff. EMG-analyse toont een verstoord activatiepatroon van vooral de m. infraspinatus en m. subscapularis tijdens snelle of belastende bewegingen – een patroon dat overeenkomt met type III-instabiliteit binnen de Stanmore-classificatie. Proprioceptieve controle is verminderd, met name boven schouderhoogte, en het gevoel van “onbetrouwbaarheid” treedt vooral op bij dynamische tasks.

Klinisch redeneren en classificatie schouderinstabiliteit

Volgens de classificatie uit de cursus en The Unstable Shoulder valt Lotte binnen de groep “atraumatische, motorisch-gebaseerde instabiliteit” (Stanmore Polar Type III). De afwezigheid van capsulolabraal letsel, gecombineerd met gestoorde neuromusculaire controle en scapulaire dyskinesie, past bij het profiel van jonge sporters met hoge belastingsfrequentie en subtiele motorische ontregeling.

Psychosociale factoren zoals prestatiestress, faalangst of een sterke fixatie op controle zijn bij deze groep vaak versterkend aanwezig. Educatie en zelfregulatie zijn dan ook essentieel in het behandeltraject.

Revalidatie-opbouw

Het traject werd gefaseerd opgebouwd in drie progressieve fasen:

Fase 1 – Bewustwording en activatie

Doel: verbeteren van selectieve activatie van de infraspinatus en subscapularis.

  • Lage belastingsoefeningen in zijlig en zit.
  • Gebruik van spiegeltraining en EMG-biofeedback.
  • Oefeningen gebaseerd op de “motor control strategy” uit het Watson protocol.

Fase 2 – Coördinatie en scapulaire stabiliteit

Doel: bevorderen van ritmische en functionele scapulothoracale samenwerking.

  • Wall slides, serratus push-ups en perturbatietraining.
  • Timing en kwaliteit van scapulabeweging stonden centraal.
  • Educatie over co-contractie versus krachttraining.

Fase 3 – Integratie in sportspecifieke context

Doel: transfer naar het water.

  • Crawlbewegingen met therabandweerstand, plyometrische oefeningen met medicine ball.
  • Videoanalyse en watertraining met de zwemtrainer.
  • Exposure-therapie om kinesiophobia te reduceren.

Doorheen alle fasen werd psycho-educatie ingezet: uitleg over het verschil tussen mobiliteit, kracht en motorische controle, en waarom chirurgie in haar geval waarschijnlijk niet nodig was.

Resultaat

Na acht weken rapporteert Lotte geen subjectieve instabiliteit meer. Ze traint weer volledig mee. EMG laat een genormaliseerd activatiepatroon zien en scapulaire ritmiek is sterk verbeterd. De orthopedisch chirurg acht operatief ingrijpen niet langer nodig. De casus onderstreept de meerwaarde van motorisch georiënteerde revalidatie bij niet-structurele schouderinstabiliteit.

Reflectie en relevantie

Deze casus is exemplarisch voor een moderne kijk op schouderinstabiliteit (bekijk ook onze gratis webinar: Schouderinstabiliteit met prof. dr. Anju Jaggi): niet elk instabiel gevoel betekent een structureel letsel. Solving Complex Shoulder Problems leert fysiotherapeuten om deze differentiatie te maken en motorische strategieën doelgericht in te zetten – ondersteund door recente inzichten en praktische protocollen zoals die van Watson en Derby.

De schoudercursus over schouderinstabiliteit van dr. Anju Jaggi

Onze tweedaagse cursus ‘Solving complex shoulder problems’ helpt je klachten van de schoudergordel beter te begrijpen door te focussen op het beïnvloeden van de motorische controle. Als cursist word je daarnaast meegenomen in de problematiek van schouderinstabiliteit veroorzaakt door gebrek aan rotator cuff controle, rotator cuff insufficiëntie en de classificatie en behandeling van niet traumatische instabiliteit. Meer weten over onze KNGF geaccrediteerde nascholing schoudercursus van Anju Jaggi ».

 

Wanneer is het echt een tenniselleboog - Fysiolinks

Niet elke elleboogpijn aan de buitenzijde is een klassieke tenniselleboog. Pt PhD Val Jones, dé elleboogspecialist uit Engeland, neemt je in onderstaande Engelstalige webinar mee om haar kennis aan jullie over te brengen. Ze leert je hoe je dit gewricht kunt evalueren en behandelen in een zeer praktijkgerichte webinar van ongeveer 3o minuten. Jones benadrukt het belang van een zorgvuldige anamnese en klinisch onderzoek om spiertrauma’s, peesscheuren of zenuwirritaties uit te sluiten.

Casus: Marco, 39 jaar, hobby-tennisser

Na een krachtige backhand voelde Marco een felle pijnscheut aan de buitenzijde van zijn elleboog. Sindsdien vermijdt hij alle grijpactiviteiten. Tijdens klinisch onderzoek komt naar voren dat:

  • beperkte extensie tegen weerstand,
  • pijn bij palpatie van de extensor carpi radialis brevis (ECRB),
  • maar ook uitstralende pijn naar de onderarm,
  • een echo toont discontinuïteit in de peesaanhechting.

Klinisch redeneren wel of geen tenniselleboog

Een plotse onset tijdens een krachtige beweging is verdacht voor een partiële of volledige scheur van het extensorapparaat. Bij Marco betreft het een partiële scheur van de ECRB, wat een andere revalidatie vereist dan een tendinopathie.

Bij een klassieke tenniselleboog is er sprake van overbelasting met insidieus begin. Gripkrachtmetingen in flexie versus extensie kunnen helpen in de differentiatie. Marco scoort 40% minder kracht bij extensie – een aanwijzing voor een structureel letsel.

Aanvullend klinisch redeneren omvat:

  • Uitsluiten van radiale zenuwirritatie: Radiale tunnel syndroom veroorzaakt pijn meer proximaal en gaat gepaard met paresthesie en krachtsverlies, vooral bij spiercompressieprovocatietests. Bij Marco ontbreekt deze presentatie.
  • Differentiatie met cervicogene oorsprong: Via de cervicale screening (Spurling, ROM nek) sluit men cervicale referred pain uit.
  • Palpatie en provocatietesten: Pijnspecifiek bij de ECRB-insertie wijst op tendinopathie of partiële ruptuur. Een Cozen’s test of Maudsley’s test geeft bij een tendinopathie een herkenbare pijn zonder zwakte, terwijl bij een scheur er krachtsverlies is.
  • Bewegingsuitlokking en passieve stretch: Een scheur geeft vaak een eindige beperking en vermijding van spieractivatie, terwijl bij tendinopathie er sprake is van mechanische pijnprovocatie binnen spiercontractie.
  • Beeldvorming: Echografie of MRI kunnen tendinose (hypo-echogeniciteit, verdikking) onderscheiden van discontinuïteit in de peesstructuur.

Behandelplan

  • Week 1-2: Rust en beschermde immobilisatie met brace. Educatie over belastingsbeperking.
  • Week 3-6: Excentrische oefentherapie met beperking in ROM tot 75%. Start scapulatraining.
  • Week 7-12: Opbouw in kracht en gripbelasting onder echogeleide monitoring. Evaluatie via PRTEE.
  • Week 13+: Sportherintroductie via isokinetische krachttraining, return-to-play testbatterij.

Tenniselleboog is een klinische diagnose die alleen na uitsluiting van andere pathologie gesteld mag worden. Revalidatie bij partiële peesruptuur vereist een andere aanpak dan tendinopathie en moet goed gemonitord worden. In onderstaande gratis webinar vertelt PhD Val Jones je alles over de tenniselleboog. Leer er meer over in deze interessante webinar van 29 minuten »

Bron: Webinar “Tenniselleboog – Pt PhD Val Jones”

De elleboogcursus: The Elbow Complex Demystified met Pt PhD Val Jones

In deze tweedaagse cursus komt het evidence based onderzoek en de behandeling aan bod van mensen met klachten van de elleboog. De elleboogcursus helpt je jouw kennis en kunde van het evidence based onderzoeken en behandelen van patiënten met een probleem aan de elleboog te verbeteren.

In de cursus The Elbow Complex Demystified » ligt de focus op het klinisch redeneren via casuïstiek en het oefenen van vaardigheden die nodig zijn om effectief onderzoek van de elleboog te kunnen doen.

 

Chronische lies- en onderbuikklachten bij een jonge hardloper - Fysiolinks

Sven (29 jaar), een fanatieke recreatieve hardloper, meldt zich in de praktijk met persisterende lies- en onderbuikklachten die zich geleidelijk hebben ontwikkeld over de afgelopen vier maanden. De pijn treedt vooral op na tempoblokken en heuveltrainingen en is duidelijk belastingsafhankelijk. Rust brengt slechts tijdelijke verlichting; zodra de loopbelasting wordt hervat, keren de klachten terug. Eerdere behandelingen bij een collega-fysiotherapeut en sportarts leverden slechts kortdurende verbetering. Beeldvorming toonde geen liesruptuur of hernia. Er is sprake van een functioneel probleem zonder structurele pathologie.

Klinisch onderzoek

Bij het fysiotherapeutisch onderzoek rapporteert Sven pijn bij actieve adductie, diepe heupflexie en tijdens core-activaties. Bij palpatie worden meerdere actieve triggerpoints vastgesteld in de:

  • m. adductor longus en brevis
  • m. pectineus
  • m. iliopsoas
  • m. rectus abdominis (onderste deel)
  • m. obliquus externus en transversus abdominis

Er is sprake van verhoogde spierspanning in de diepe abdominale wand, asymmetrie van de bekkenstand, en een verminderde activatie van de m. transversus abdominis, zoals vastgesteld met low-threshold activatietesten en palpatie tijdens ademhalingscontrole.

Klinische redenering

De werkhypothese luidt: myofasciale dysfunctie binnen de lumbopelvische en abdominale spierketens, in combinatie met motorische disbalans, leidt tot een onderhoudende overbelasting en pijn in het liesgebied. De klachten zijn mogelijk het gevolg van een functionele Athletic Pubalgia, waarbij referentiële pijn vanuit de diepe abdominale en adductorgroep centraal staat, zonder aantoonbare structuurschade.

Behandelplan: Dry Needling advanced binnen een multimodale aanpak

  1. Dry Needling interventies (Lower Quadrant)

Gebaseerd op de richtlijnen van Dry Needling advanced, worden onderstaande spiergroepen getarget, met aandacht voor veiligheid, naaldhoek en referentiepunten:

  • m. adductor longus en brevis: ontspanning van de lokale tonus, verlaagde spierspanning bij diepe adductie.
  • m. iliopsoas en m. pectineus: diepe needling met twitch responses; duidelijke afname van referentiële liespijn.
  • m. rectus abdominis en transversus abdominis: voor verbetering van co-contractie en rompstabiliteit.
  • m. obliquus externus abdominis: aanvullend bij core-training en ademhalingspatroon.

Clinical Pearl: Dry Needling van de transversus abdominis vereist specifieke patiëntpositionering en palpatoire controle ter hoogte van de onderste ribboog — dit verhoogt de effectiviteit en veiligheid bij diepe Dry Needling van de buikwand.

  1. Oefentherapie en neuromusculaire hertraining
  • Activatie van de m. transversus abdominis met focus op ademhaling, lumbopelvische controle en low-load motor control.
  • Geïntegreerde training in stand met gebruik van asymmetrische core-stimuli (bv. split-stance met elastische weerstand).
  • Progressieve return-to-run met video-analyse van looptechniek, inzet van heuveltraining onder begeleiding, en sprinttechniek.
  1. Educatie en load management
  • Uitleg over de rol van myofasciale pijn en het belang van diepe spierbalans in lies- en buikregio.
  • Voorlichting over periodisering in training, herstelperiodes, en opbouw van kracht en mobiliteit rondom de bekkenregio.
  • Monitoring met VAS-scores en subjectieve vermoeidheid tijdens looptraining.

Resultaat na 5 weken Dry Needling

Na vijf weken ervaart Sven een significante afname van de pijn bij lopen (VAS 6 → 1 à 2). Hij heeft zijn looptraining opgebouwd tot 80% van zijn normale belasting, inclusief heuvelintervallen. Triggerpoints zijn klinisch niet meer actief. De spieractivatie van de transversus abdominis is verbeterd, zowel subjectief (betere rompcontrole) als objectief (palpatie en ademhalingstesten). Sven ervaart minder vermoeidheid en betere controle bij sprintbelasting.

Deze casus onderstreept de meerwaarde van een geavanceerde dry needling-aanpak bij sporters met chronische lies- en onderbuikklachten zonder structurele pathologie. Door diepgelegen spiergroepen — zoals de m. iliopsoas, m. pectineus en transversus abdominis — doelgericht te behandelen, wordt zowel de lokale pijn als de onderliggende motorische disbalans aangepakt. In combinatie met motorische hertraining vormt dit een krachtige, evidence-based strategie voor sportfysiotherapeuten.

De cursus Dry Needling advanced (LQ) biedt een concreet kader voor het effectief en veilig behandelen van complexe klachten in het onderste kwadrant, en vormt daarmee een essentieel onderdeel van het klinisch handelen bij actieve sporters.

Doe mee met de cursus Dry Needling advanced

De gevorderde tweedaagse cursus Dry Needling advanced van het onderste kwadrant focust op diepere spierlagen van het onderlichaam (benen en bekken), buikspieren en de lage rug. Je leert 21 nieuwe spieren behandelen in de onderste kwadrant, triggerpoints te palperen en de meest effectieve technieken toe te passen. Meer weten over onze KNGF geaccrediteerde nascholingscursus: Dry Needling advanced »

Let op: voor het volgen van deze Dry Needling advanced cursus heb je de basiscursus Dry Needling nodig.

Traumatische schouderinstabiliteit bij jonge sporters klinisch redeneren en behandelstrategie - Fysiolinks

Traumatische schouderinstabiliteit is een veelvoorkomend probleem bij jonge sporters, met name in contactsporten. Het ontstaat vaak na een schouderluxatie ten gevolge van een val of botsing, en vereist een gedifferentieerde aanpak. Prof. dr. Anju Jaggi benadrukt, in haar gratis webinar, dat zowel anatomische schade als neurologische, biomechanische en psychosociale factoren het klinisch besluitvormingsproces moeten aansturen.

Casus: Lars, 21 jaar, hockeyspeler

Lars presenteert zich met recidiverende schouderluxaties na een eerdere voorste schouderluxatie tijdens een hockeywedstrijd. Klinisch onderzoek toont positieve apprehension-tests, hyperabductie van >20° t.o.v. de niet-aangedane zijde (sulcus sign) en verminderde scapulaire controle. Imaging (MRA) toont een Bankart-laesie en <10% glenoïd-botverlies. Hij wil terugkeren naar competitieniveau.

Klinisch onderzoek en redenering bij traumatische schouderinstabiliteit

Volgens Jaggi is het van belang niet alleen de richting van instabiliteit te bepalen (in dit geval anterior), maar ook andere richtingen te testen, gezien recente studies een toename van gecombineerde instabiliteit laten zien. Bij jonge sporters is hyperlaxiteit een cruciale differentiatiefactor. Tests zoals de hyperabductietest van Gagey en sulcus sign wijzen op inferieure laxiteit. Daarnaast moet men alert zijn op neurologische schade (zoals n. axillaris letsel) en letsels aan het labrum of Hill-Sachs-defecte.

Imaging is essentieel voor chirurgisch besluitvorming. In dit geval is er sprake van beperkte botdefecten, waardoor een arthroscopische stabilisatie (Bankart repair) aangewezen is. Jaggi wijst erop dat bij >10% botverlies een Latarjet-procedure overwogen moet worden.

Behandelplan bij traumatische schouderinstabiliteit

  • Preoperatief: Neuromusculaire activatie van scapulaire spieren en stabiliteitstraining binnen pijndrempels.
  • Postoperatief (Bankart repair):
    • Week 0-3: Immobilisatie met beperkte mobiliteit <90° anteflexie. Educatie en proprioceptieve activatie onder schouderhoogte.
    • Week 4-6: Actieve mobiliteit en geïsoleerde cuff- en scapulatraining. Kinetic chain integratie.
    • Week 6-12: Functionele krachttraining, opbouw met closed chain naar open chain, integratie van sport-specifieke drills.
    • Week 12+: Return to sport readiness via SS test-batterij (getest op kracht, stabiliteit en controle). Doel: return to full contact na 6 maanden bij recreant, 4 maanden bij prof.

Een traumatische schouderluxatie vereist een multidimensionele benadering waarin beeldvorming, lichamelijk onderzoek en functionele belasting worden gecombineerd. Bij jonge sporters is vroegtijdige en gestructureerde revalidatie essentieel om recidieven en langdurige instabiliteit te voorkomen.

Leer meer over schouderinstabiliteit met prof. dr. Anju Jaggi en effectieve behandelingen in onderstaande inzichtelijke webinar van 25min »

Meer weten over schouderinstabiliteit met de schoudercursus van dr. Anju Jaggi

Onze tweedaagse Engelstalige cursus ‘Solving complex shoulder problems’ helpt je klachten van de schoudergordel beter te begrijpen door te focussen op het beïnvloeden van de motorische controle. Als cursist word je daarnaast meegenomen in de problematiek van schouderinstabiliteit veroorzaakt door gebrek aan rotator cuff controle, rotator cuff insufficiëntie en de classificatie en behandeling van niet traumatische instabiliteit. Meer weten over onze KNGF geaccrediteerde schoudercursus van Anju Jaggi ».

 

Plotselinge duizeligheid en hoofdpijn bij een sportieve zestiger - Fysiolinks

Peter (62 jaar), fervent wielrenner en werkzaam als IT-consultant, meldt zich bij de fysiotherapeut met terugkerende hoofdpijn en duizeligheidsklachten. De symptomen treden vooral op bij rotatie van het hoofd naar links. Enkele weken eerder viel Peter op zijn linkerzij tijdens het fietsen. Hij droeg een helm, waarmee hij de klap opving, maar zijn nek stond in lichte flexie. Sindsdien ervaart hij bij snelle hoofdbewegingen een “wattig” gevoel en voelt hij zich onzeker tijdens het fietsen, vooral bij omkijken of plotseling afstappen.

Anamnese

Peter ervaart:

  • Drukkende hoofdpijn die begint in de nekregio (occipitaal) en uitstraalt naar de slaap.
  • Duizeligheid die optreedt bij snelle rotaties van het hoofd, zonder echte vertigo.
  • Tinnitus in milde vorm, voornamelijk ’s avonds.
  • Geen visuele of neurologische uitval.
  • Geen tekenen van vestibulaire aandoeningen zoals BPPV of Ménière (duidelijk afwezig: draaiduizeligheid, gehoorverlies of positionele nystagmus).

Klinisch onderzoek

  • Beperkte actieve en passieve rotatie links, met provocatie van klachten.
  • Positieve flexie-rotatietest C1-C2 (FRT).
  • Palpabele myofasciale spanning in de suboccipitale regio, met drukpijn en herkenbare referred pain.
  • Licht verstoorde cervico-cefale coördinatie bij sensorimotorisch onderzoek.
  • Geen aanwijzingen voor hoog cervicale instabiliteit (HCxI-tests negatief).
  • Geen vestibulaire nystagmus bij Dix-Hallpike of supine roll test.

Hypothesevorming volgens cursusmodel (Onderzoek en behandeling van hoog cervicale klachten)

Gebaseerd op het geïntegreerde klinisch redeneermodel uit de cursus zijn de betrokken mechanismen:

  • Articulair: disfunctie C1-C2 als bron van cervicogene hoofdpijn en proprioceptieve duizeligheid.
  • Myofasciaal: triggerpoints in suboccipitalen en m. SCM als bron van referred pain en disbalans.
  • Sensorimotorisch: gestoorde cervico-cefale coördinatie als gevolg van afferente mismatch (zoals besproken op p. 129-132 van de cursus).
  • Geen aanwijzingen voor centrale sensitisatie.

Behandelstrategie volgens cursusprincipes (Onderzoek en behandeling van hoog cervicale klachten)

Articulaire benadering

  • Mobilisaties van het atlanto-axiale gewricht (C1-C2) gericht op het verbeteren van rotatiemobiliteit.
  • Toepassing van technieken zoals de reverse headache SNAG en de suboccipitale tractiemobilisatie (zie p. 101-105).

Myofasciale benadering

  • Manuele triggerpointtherapie in de suboccipitalen, m. sternocleidomastoideus en m. trapezius pars descendens.
  • Stretching en contract-relaxtechnieken.

Sensorimotorische benadering

  • Oefentherapie gericht op cervico-cefale coördinatie, waaronder:
    • Repositieoefeningen met laserpointer (proprioceptieherstel),
    • Oculomotorische training (smooth pursuit, saccades),
    • Hoofd-stabilisatieoefeningen tijdens functionele bewegingen (zoals fietsen simuleren met visuele tracking).

Educatie

  • Uitleg over het trigemino-cervicaal complex en het belang van correcte houding en beweging.
  • Advies over graduele terugkeer naar fietsen.

Resultaat

Na zes sessies is de hoofdpijn volledig verdwenen. De duizeligheid is verminderd tot sporadisch en mild. Peter ervaart meer zelfvertrouwen bij fietsen, kan weer zonder klachten omkijken en is teruggekeerd naar zijn oude trainingsregime. De gecombineerde aanpak, zoals aangeleerd in de cursus, bleek doorslaggevend: gericht op specifieke structuren, gestoorde input en motorische adaptatie.

Deze nascholingscursus voor fysiotherapeuten is interessant voor het behandelen van hoog cervicale klachten

Deze casus toont het belang van differentiatie tussen articulaire, myofasciale en sensorimotorische componenten bij klachten zoals hoofdpijn en duizeligheid. Door het integreren van hands-on technieken met hands-off oefentherapie wordt niet alleen symptoombestrijding beoogd, maar ook herstel van functie en zelfvertrouwen.

In de tweedaagse cursus Onderzoek en behandeling van hoog cervicale klachten leer je onderbouwd klinisch redeneren, geavanceerde onderzoekstechnieken (zoals FRT en sensorimotorisch assessment) en interventies die hun effectiviteit hebben bewezen bij cervicogene hoofdpijn en duizeligheid. De cursus is relevant voor algemeen fysiotherapeuten, manueel therapeuten, sportfysiotherapeuten en kaakfysiotherapeuten, gezien de betrokkenheid van het cervico-craniale systeem bij diverse klachtenbeelden.

Motorisch leren en sportrevalidatie een nieuw perspectief op hardloopanalyse - Fysiolinks

Fysiotherapeuten spelen een cruciale rol in het begeleiden van sporters bij blessurepreventie en revalidatie. Traditionele benaderingen focussen vaak op geïsoleerde spierversterking en biomechanische correcties. Maar in zijn invloedrijke werk “Motorisch leren en het aansturen van bewegingen” stelt Frans Bosch een ander perspectief centraal: beweging is complex, contextafhankelijk en adaptief. Deze inzichten zijn fundamenteel voor het begrijpen van efficiënte sportrevalidatie, met name bij hardlopers.

In deze blog analyseren we Bosch’ visie, verbinden die met de praktijk van hardloopanalyse fysiotherapie en leggen we de brug naar de Fysiolinks cursus van Runeasi: Van hardloopanalyse tot functionele oefentherapie.

Kernpunten uit het artikel van Frans Bosch

1. Beweging is context-gedreven, niet repetitief

Bosch stelt dat motorisch leren niet gebaseerd is op eindeloze herhaling van exact dezelfde beweging. In plaats daarvan leert het lichaam door variatie en het continu aanpassen aan veranderingen in de omgeving en het lichaam zelf.

  • Toelichting: Tijdens hardlopen past het neuromusculaire systeem zich voortdurend aan aan bijvoorbeeld ondergrond, vermoeidheid en snelheid. Dit betekent dat training en revalidatie ook deze variabiliteit moeten omarmen.

2. Attractoren en fluctuatoren: het nieuwe bewegingsdenken

Bosch introduceert de termen ‘attractoren’ (stabiele componenten in een beweging) en ‘fluctuatoren’ (variabele componenten).

  • Toelichting: In plaats van te streven naar biomechanische perfectie, moet een fysiotherapeut zich richten op het versterken van de attractoren (zoals een stabiele romp of heupcontrole bij hardlopen), terwijl fluctuatoren variatie toelaten om adaptief vermogen te vergroten.

3. Spiersynergieën en reflexdominantie

Een andere kerncomponent van Bosch’ benadering is dat beweging vooral wordt aangestuurd via reflexmatige, automatische processen, in plaats van bewuste spiercontrole.

  • Toelichting: Bij sportrevalidatie betekent dit dat oefeningen niet gericht moeten zijn op het ‘aanspannen’ van een spier, maar op het creëren van contexten waarin die spier vanzelf, reflexmatig, actief wordt.

4. Rehabilitatie = motorisch leren

  • Toelichting: Bosch benadrukt dat elke fase van revalidatie een leersituatie is. Het doel is niet alleen fysiek herstel, maar ook het heropbouwen van efficiënte bewegingspatronen. Dit sluit naadloos aan bij het werken met cursus hardloopanalyse waarin een loopbeweging niet mechanisch wordt gecorrigeerd, maar via motorisch leren wordt herbouwd.

Praktische implicaties voor fysiotherapeuten

1. Hardloopanalyse fysiotherapie moet dynamisch zijn

Een effectieve hardloopanalyse kijkt niet alleen naar hoekmetingen of voetlanding, maar analyseert ook hoe een sporter reageert op variatie (bijv. snelheid, ondergrond, vermoeidheid).

  • Tools zoals Runeasi maken het mogelijk om bewegingsvariatie en spierbelasting live te meten en interpreteren – ideaal om attractoren en fluctuatoren te identificeren.

2. Oefentherapie = oefenen met variatie

In plaats van geïsoleerde krachtoefeningen, moeten oefenvormen worden gekozen die:

  • een functionele context hebben (bijv. dynamische balansoefeningen),

  • sensorische input bevatten (zoals instabiele ondergronden),

  • en sport-specifieke componenten integreren (zoals plyometrie voor hardlopers).

3. Interne versus externe focus

Bosch raadt af om patiënten voortdurend intern te laten focussen (“span je bilspier aan”). Externe focus (“spring zo hoog mogelijk”) leidt tot betere motorische controle.

Bronvermelding:
Bosch, F. (2013). Motorisch leren en het aansturen van bewegingen. Versie VT3, PDF-editie.

Welke nascholingscursussen kunnen jou als fysiotherapeut hierbij verder helpen?

Het werk van Frans Bosch biedt een paradigmaverschuiving in sportrevalidatie en motorisch leren. Geen rigide herhaling, maar variatie, context en reflexen vormen de kern. Door deze inzichten toe te passen, kunnen fysiotherapeuten hun aanpak bij hardloopanalyse, sportrevalidatie en oefentherapie fundamenteel verbeteren.

De cursus “Van hardloopanalyse tot functionele oefentherapie” van Fysiolinks past de principes van Frans Bosch concreet toe in de praktijk. Onder leiding van experts wordt geleerd:

  • Hoe je dynamische hardloopanalyses uitvoert met moderne technologie (zoals Runeasi),

  • Hoe je trainingsprogramma’s opstelt volgens principes van motorisch leren,

  • En hoe je sportrevalidatie personaliseert op basis van variatie en adaptatie.

Deze cursus is onmisbaar voor fysiotherapeuten die een moderne aanpak willen integreren in hun dagelijkse praktijk met hardlopers en andere sporters. Meer weten over onze KNGF geaccrediteerde nascholingscursus Loopanalyse bij de geblesseerde atleet ».

Hoog cervicale klachten actuele inzichten voor effectieve fysiotherapeutische interventie - Fysiolinks

De hoog cervicale wervelkolom (C0–C3) is een anatomisch en functioneel complexe regio die betrokken is bij uiteenlopende klachten zoals cervicogene hoofdpijn, duizeligheid, tinnitus en temporomandibulaire dysfuncties (TMD). Door de nauwe neurofysiologische verbindingen in deze regio kunnen disfuncties zich op uiteenlopende manieren manifesteren. Voor fysiotherapeuten biedt dit een uitdaging, maar ook een kans om met specialistische kennis en vaardigheden het verschil te maken in de praktijk.

Cervicogene hoofdpijn: gecombineerde aanpak loont

Cervicogene hoofdpijn ontstaat vaak vanuit mechanische dysfuncties in de bovenste cervicale segmenten. Recente systematische reviews tonen aan dat een integratie van manuele therapie (mobilisaties of manipulaties) en specifieke oefentherapie leidt tot vermindering van zowel de frequentie als de intensiteit van de hoofdpijnklachten. Ook neurofysiologische interventies zoals Dry Needling en triggerpointtherapie blijken effectief in het verminderen van geassocieerde spierspanning en pijnresponsen (Bini et al., 2022).

Cervicogene duizeligheid: focus op stabiliteit en proprioceptie

Bij cervicogene duizeligheid speelt verstoorde proprioceptieve input uit de cervicale regio een rol. Onderzoek wijst uit dat doelgerichte mobilisatie van de cervicale wervelkolom, in combinatie met evenwichtsoefeningen en coördinatietraining, gunstige effecten heeft op zowel de duizeligheid als het posturaal functioneren. De verbetering van de sensorimotorische controle wordt hierbij als cruciaal gezien (Reid et al., 2021). Meer weten

Somatische tinnitus: een somatosensorisch aangrijpingspunt

In het geval van somatische tinnitus is er vaak een relatie met spanningsklachten in de nekregio en/of temporomandibulaire gewrichten. Studies hebben aangetoond dat manuele therapie, gericht op de cervicale wervelkolom, in combinatie met oefentherapie, kan leiden tot een significante reductie van tinnitusgerelateerde klachten. Hierbij is het verbeteren van de spierspanning, bewegingsvrijheid en lokale doorbloeding van belang (Michiels et al., 2019).

Temporomandibulaire dysfunctie (TMD): integrale benadering

TMD wordt steeds vaker gezien als een klacht die niet op zichzelf staat, maar mede beïnvloed wordt door cervicale disfuncties. Fysiotherapeutische behandelingen die zowel de kaakregio als de bovenste cervicale wervels omvatten, blijken effectiever dan enkel lokale interventies. Posturale correctie, myofasciale technieken en mobilisaties kunnen samen zorgen voor een beter herstel van functie en pijnvermindering (Kaur et al., 2021). Meer weten over een cursus: Temporomandibulaire dysfunctie »

Een multimodale en gepersonaliseerde aanpak bij hoog cervicale klachten

De behandeling van hoog cervicale klachten vraagt om een nauwkeurige analyse en toepassing van meerdere therapeutische invalshoeken. De combinatie van articulaire technieken, myofasciale interventies en motorische controletraining – afgestemd op de individuele presentatie van de patiënt – levert de beste klinische resultaten op. Ook wanneer er tekenen zijn van centrale sensitisatie, blijft een gefaseerde, klinisch onderbouwde aanpak de voorkeur hebben.

Bronvermelding:

  • Bini, P. et al. (2022). Manual and exercise therapy for cervicogenic headache: A systematic review and meta-analysis. Chiropractic & Manual Therapies, 30, 49.

  • Reid, S.A. et al. (2021). Management of cervicogenic dizziness: a systematic review. Journal of Physiotherapy, 67(1), 10–19.

  • Michiels, S. et al. (2019). Diagnosis and management of somatic tinnitus: Review and clinical guidelines. ENT & Audiology News.

  • Kaur, J. et al. (2021). Physiotherapy interventions in TMD with cervical involvement: A pilot RCT. ResearchGate.

Deze nascholingscursussen voor fysiotherapeuten zijn interessant voor het behandelen van hoog cervicale klachten

In onze cursus ‘Onderzoek en behandeling van hoog cervicale klachten’ leer je meer over het onderzoek en behandelen van problematiek van de cervicale wervelkolom. Omdat de hoog cervicale gewrichten betrokken zijn bij verschillende aandoeningen (bijv. trauma’s van hoofd en nek, duizeligheid, craniomandibulair disfunctioneren, tinnitus) is de cursus geschikt voor fysiotherapeuten met zowel een algemene registratie als manueel therapeuten, craniomandibulair fysiotherapeuten en sportfysiotherapeuten.

Maar ook de cursus Temporomandibulaire dysfunctie » is interessant. In deze cursus wordt theoretisch een overzicht gegeven van de oorzaken, diagnose en behandeling van patiënten met pijnklachten vanuit het TM-gewricht. Daarbij wordt er ook de connectie gemaakt met de (hoog) cervicale regio tijdens het klinische onderzoek en de behandeling.

Spier- en peesletsels ontrafeld van pathofysiologie tot praktijk - Fysiolinks

Spier- en peesletsels vormen een groot aandeel in het dagelijks werk van de (sport)fysiotherapeut. Van amateurvoetballers met terugkerende hamstringklachten tot hardlopers die kampen met een chronische achillespeesblessure—het klinisch beeld is complex, het herstel vaak langdurig. Inzicht in de nieuwste wetenschappelijke onderbouwing en behandelaanpakken is dan ook essentieel. Binnen Fysiolinks volgen we deze ontwikkelingen nauwgezet en vertalen we ze naar toepasbare kennis in de praktijk, onder leiding van gerenommeerde experts zoals prof. dr. Erik Witvrouw.

Epidemiologie en risicofactoren: waarom preventie begint met kennis

Blessures aan spier-peesstructuren zoals de hamstrings, patellapees of achillespees behoren tot de meest voorkomende musculoskeletale problemen in de actieve populatie. Volgens recente data zijn hamstringblessures bijvoorbeeld goed voor meer dan 15% van alle spierblessures in het voetbal en atletiek. Belangrijke risicofactoren zijn onder meer onvoldoende excentrische kracht, asymmetrie, vroegere blessures en een gebrekkige neuromusculaire controle. Het identificeren van deze factoren stelt fysiotherapeuten in staat om preventieve programma’s gericht vorm te geven en het recidiefrisico te verkleinen .

Pathofysiologie: van inflammatie naar degeneratie

Lang werd gedacht dat spier- en peesletsels voornamelijk het gevolg waren van ontsteking, maar recente inzichten tonen aan dat veel tendinopathieën juist een degeneratief karakter hebben. Er is vaak sprake van microtrauma’s die leiden tot verstoring van het collageennetwerk en verminderde celkwaliteit, zonder klassieke ontstekingsmarkers. Begrip van deze processen is cruciaal, want het bepaalt de gekozen therapievorm: een ontstekingsremmer inzetten bij een degeneratief proces werkt immers contraproductief. Onze cursus: Spier- en peesletsel ontrafeld (LQ) – Mastering Muscle Tendon Injuries reikt je handvatten aan om deze processen correct te interpreteren en te koppelen aan passende behandelinterventies .

Revalidatieprincipes: wat werkt écht?

Excentrische training: de gouden standaard?

Excentrische training vormt de basis van veel succesvolle revalidatieprotocollen bij tendinopathieën. In het geval van patellapees- en achillespeesklachten is het toedienen van gecontroleerde, excentrische belasting aangetoond effectief in het verbeteren van peesstructuur, pijnvermindering en functioneel herstel. Specifiek bij hamstringproblemen blijkt het Nordic Hamstring protocol niet alleen curatief, maar ook preventief zeer krachtig .

Heavy Slow Resistance (HSR): een alternatieve route

Naast excentrische belasting wint de HSR-methode steeds meer terrein. Hierbij worden oefeningen met zware gewichten traag uitgevoerd, wat zorgt voor een maximale mechanische prikkel en toename van de peesbelastingstolerantie. Uit recent onderzoek blijkt dat HSR in veel gevallen vergelijkbare of zelfs superieure resultaten oplevert in vergelijking met klassieke excentrische revalidatie .

Isometrische oefeningen: startpunt bij pijn

Voor patiënten met hevige klachten of een lage belastingstolerantie vormen isometrische oefeningen een veilige en effectieve start. Ze zorgen voor pijnreductie zonder beweging, wat een belangrijke eerste stap kan zijn in een gefaseerde opbouw naar actieve revalidatie. In onze cursus leer je hoe je deze isometrische technieken integreert in een gefaseerd behandelplan, volledig afgestemd op de individuele belastbaarheid van je patiënt .

Van theorie naar praktijk: integreren in jouw behandelstrategie

De vertaling van wetenschap naar de behandelkamer is waar de kracht van Fysiolinks ligt. Je leert niet alleen de theorie begrijpen, maar ook toepassen in de praktijk—met realistische cases, oefensessies en ruimte voor eigen inbreng. Binnen de cursus “Spier- en peesletsel ontrafeld (LQ)” wordt gewerkt met een multimodaal model waarbij ook aandacht is voor motorische controle, weefselherstel en functionele progressie. Dit maakt het mogelijk om per patiënt een individueel revalidatieplan op te stellen.

Bronvermelding:

  • Goode, A. P., et al. (2015). Eccentric training for prevention of hamstring injuries may depend on intervention compliance: a systematic review and meta-analysis. British Journal of Sports Medicine, 49(6), 349–356.

  • Richtlijnendatabase. (2021). Oefentherapie bij patella tendinopathie (PT).

  • NT-e.nl. (n.d.). Tendinopathie.

  • NT-e.nl. (n.d.). Oefentherapie bij tendinopathieën (2/3).

  • Fysiotherapiedevries.nl. (n.d.). Heavy Slow Resistance training (HSR).

  • Richtlijnendatabase. (2021). Oefentherapie bij patella tendinopathie (PT).

  • Physiopedia. (n.d.). Tendinopathy Rehabilitation.

Versterk je expertise met prof. dr. Erik Witvrouw

Prof. dr. Erik Witvrouw is wereldwijd erkend voor zijn baanbrekend onderzoek op het gebied van musculoskeletale revalidatie zoals spier- en peesletsels. Zijn inzichten vormen de wetenschappelijke ruggengraat van deze cursus “Spier- en peesletsel ontrafeld (LQ) – Mastering Muscle Tendon Injuries” van Fysiolinks. Deze cursus biedt fysiotherapeuten de mogelijkheid om hun kennis en vaardigheden op het gebied van spier- en peesletsels te verdiepen. Door een combinatie van theoretische inzichten en praktische toepassingen leer je effectieve revalidatieprogramma’s samenstellen die direct toepasbaar zijn in de praktijk.

Of je nu werkt met sporters of patiënten met chronische klachten, deze cursus biedt waardevolle handvatten om je behandelstrategieën te optimaliseren.

 

Sportblessures schouder preventie en revalidatie - Fysiolinks

Schouderblessures zijn een veelvoorkomend probleem onder sporters, vooral in sporten met herhaalde bovenhandse bewegingen zoals handbal, tennis en zwemmen. Voor fysiotherapeuten vormt dit een voortdurende uitdaging: hoe voorkom je blessures, begeleid je een effectieve revalidatie, en bepaal je het juiste moment voor een veilige terugkeer naar sport? In deze blog bespreken we op basis van het artikel van Cools et al. (2020) The challenge of the sporting shoulder: From injury prevention through sport-specific rehabilitation toward return to play. De drie sleutelfases van de sportieve schouder: preventie, revalidatie en return to play (RTP).

Voor fysiotherapeuten is het essentieel om schouderblessures aan de sportieve schouder vanuit een totaal beeld en dynamisch perspectief te benaderen. Preventie, revalidatie en RTP zijn geen losstaande fases, maar onderdeel van een doorlopende cyclus in de carrière van de sporter. Door kennis van recente wetenschappelijke inzichten te combineren met klinische expertise kunnen fysiotherapeuten een sleutelrol spelen in duurzame prestaties en blessurevrij sporten.

Kernpunten bij schouderblessures

  • Multifactoriële aard van schouderblessures
    Blessures ontstaan door een samenspel van modificeerbare (zoals kracht en ROM) en niet-modificeerbare factoren (zoals leeftijd en geslacht).

  • Lineaire versus complexe modellen
    Klassieke modellen schieten tekort in het voorspellen van blessures. Een complex systeemmodel dat kijkt naar dynamische interacties biedt meer perspectief.

  • Preventieve screening: functioneel en individueel
    Zowel analytische tests (ROM, kracht) als functionele veldtests (zoals CKCUEST, SMBT) zijn belangrijk, mits men beseft dat deze tests vooral de actuele status meten, niet per se blessurevoorspellers zijn.

  • Effectiviteit van preventieprogramma’s hangt af van naleving
    Programma’s zijn pas effectief als sporters ze consistent uitvoeren. Bij jeugdige sporters is compliance cruciaal en kan verbeterd worden met betrokkenheid van coaches en ouders.

  • GIRD: stretchen versus trainen
    Verminderde interne rotatie bij overheadsporters vereist niet altijd stretching. Soms is versterking van de externe rotatoren (m.n. infraspinatus) relevanter.

  • Ketenintegratie in revalidatie
    Hoewel evidentie beperkt is, wordt het vroeg integreren van ketenoefeningen (bijv. met romp en onderlichaam) aanbevolen, vooral vanwege hun functionele waarde en plezierfactor.

  • RTP-beslissingen zijn gedeeld en gradueel
    Het StARRT-model stelt dat RTP een continuüm is: van participatie tot prestaties. Fysiotherapeuten moeten fysieke, psychologische en sociale factoren meewegen.

Fase 1: Blessurepreventie in de sport

De ‘cyclus van blessurepreventie’ (Van Mechelen-model) benadrukt vier stappen: probleemidentificatie, analyse van risicofactoren, implementatie van interventies, en evaluatie. Bij schouderblessures blijkt vooral verminderde interne rotatie (GIRD), verminderde kracht van de externe rotatoren, en verminderde scapulaire controle van belang. Preventieve interventies moeten gericht zijn op deze factoren. Functionele testen zoals de Seated Medicine Ball Throw en de Y-Balance Test Upper Quadrant bieden fysiotherapeuten inzicht in functionele capaciteit van de bovenste extremiteit.

Fase 2: Revalidatie van de overhead atleet

Een goed revalidatieprogramma is maatwerk. De mate van weefselirritatie, de doelstellingen van de sporter en zijn/haar verwachtingen bepalen de inhoud en opbouw. Rekken van de schouder is soms nodig (zoals bij echte GIRD), maar vaak zijn spierversterkende en coördinatie-oefeningen van grotere waarde. Activatie van de rotatorenmanchet, scapulastabilisatoren (midden- en onderkant trapezius) en het trainen van de volledige kinetische keten vormen een rode draad. Belangrijk is dat revalidatie niet stopt bij het verdwijnen van de pijn, maar pas bij een volledig functioneel herstel.

Fase 3: Return to Play (RTP)

De terugkeer naar sport na een blessure moet gefaseerd gebeuren, met als einddoel sport op prestatieniveau. Het StARRT-model benadrukt gedeelde besluitvorming: atleet, coach, arts en fysiotherapeut maken samen keuzes. Objectieve parameters zoals ROM (<20° verschil), krachtverhoudingen (ER/IR-ratio rond 70%) en functionele testen (zoals CKCUEST) bieden houvast, maar het psychologische aspect – zoals angst of motivatie – is minstens zo belangrijk.

Bronvermelding

Cools, A.M., et al. (2020). The challenge of the sporting shoulder: From injury prevention through sport-specific rehabilitation toward return to play. Annals of Physical and Rehabilitation Medicine. https://doi.org/10.1016/j.rehab.2020.03.009

De schoudercursussen van prof. dr. Ann Cools

Ann Cools is een Belgische fysiotherapeut en onderzoeker, die bekend staat om haar expertise in schouderrevalidatie en -behandeling. Ze heeft ook haar eigen schoudercursussen ontwikkeld, genaamd “Schouderklachten (level I, II en III)”, waarin ze zich richt op het ontwikkelen van een dieper begrip van de anatomie en biomechanica van de schouder en het toepassen van wetenschappelijk onderbouwde revalidatieprincipes.

Via haar eigen wetenschappelijke stroomdiagrammen helpt ze je om duidelijker schouderpijn te definiëren en heeft ze een algoritme voor de scapula revalidatie.

De tweedaagse ‘Basiscursus Schouderklachten’ worden behandelingsrichtlijnen beschreven voor de meest voorkomende (chronische) schouderaandoeningen zoals rotator cuff aandoeningen, traumatische en atraumatische instabiliteit, scapulaire dyskinesis en sportspecifieke schouderpijn. Andere onderwerpen die zoal aan bod komen zijn: Revalidatie bij anterieure instabiliteit (TUBS), multidirectionele (AMBRI), functionele overbelastingsstabiliteit, manuele mobilisatie en spierverlengende technieken bij subacrominaal conflict en GIRD en tot slot scapulothoracale revalidatie oefening (kracht en musculaire evenwicht). Meer weten over onze KNGF geaccrediteerde nascholing schoudercursus van Ann Cools ».